27 januari 2023

Ik ga als reken- en leesopa één dagdeel per week aan de slag in groep 3 en groep 4 van een basisschool in Overvecht.

Vandaag maak ik kennis met groep 3 en met juf Marij. Toen ik binnenkwam zijn zij bezig met samengestelde klanken (eu, au, ou, ui, ei, enz.) en woorden die beginnen met of eindigen op twee medeklinkers. Na een kwartier ga ik met een groepje van drie kinderen (een meisje, twee jongens) naar de gang om apart van de klas deze klanken en woordjes te oefenen. Lang stil zitten duurt bij deze kinderen een halve minuut tot tien tellen. Het oefenen van de klanken gaat op zich goed maar het wat later toepassen van deze klanken in woorden (nauw, klei, enz.) blijkt moeilijker. Een klein, beweeglijk joch heeft de meeste moeite met het oefenen en met zijn aandacht erbij te houden.

Het tweede deel van de ochtend ben ik bij groep vier en hun meester Klaas, die mij aankondigt als meester Frank. De kinderen mogen mij eerst vragen stellen over wie ik ben. Ik word gretig bevraagd op leeftijd, kinderen, partner, lievelingskleur, mijn kale kop en sport. Daarna rekenen en tellen met sommen waarbij je naar boven of naar beneden een tiental passeert. De uitleg is langzaam en helder en het oefenen met de sommen gaat goed: sommige kinderen zijn er handig in. De som goed lezen is een hele opgave.

10 februari

In groep drie kom ik binnen als juf Marij net op het punt staat een dictee te beginnen. Een kwartier lang zijn kinderen bezig met woorden met s c h te schrijven. Het is stil in de klas, waarbij alleen de juf de (korte) zinnen noemt waarin het woord voorkomt. Zij splitst het woord in onderdelen sch…aaa…pp) en de kinderen doen dit fysiek na met hun handen gevouwen als een vis voor zich op ooghoogte en schrijven vervolgens het woord op. Het jongetje direct voor mij schrijft de woorden correct op. Een beweeglijk joch is de enige die zijn vinger opsteekt (wc?) maar juf gebaart hem: eerst het dictee.

Wat later zit ik alleen met twee meisjes woordlijstjes en korte zinnen te lezen. De woordlijsten bevatten woorden die telkens één letter verschillen van het vorige. Er volgt nog een tweede duo waarbij ik dezelfde taken doorneem. De kinderen kunnen het goed en er zijn geen noemenswaardige verschillen op te merken tussen de leesvaardigheden van de verschillende kinderen.

Even later blijkt in groep vier meester Klaas ziek te zijn. Hij wordt vervangen door juf Henny die aangeeft het niet gemakkelijk te vinden de draad van de vaste leerkracht over te nemen. Ik begin hier met voorlezen voor de gehele klas. Sproet en Spekkie maken avonturen mee op een schip. Daarna ga ik met acht tweetallen spelenderwijs oefeningen doen in het oefenen en automatiseren van eenvoudige rekensommen. We gebruiken hiervoor het spel ‘Hartendief ‘ en ‘Tweelingensommen’. De kinderen vinden het niet moeilijk. Ik sluit de ochtend af met sommen maken met een meisje. Rustig de tijd nemen helpt: de vijfde som gaat soepeler dan de eerste.

17 februari

Voortaan begin ik in groep 3 om 8:30 u direct bij het begin van de dag. Zo kan ik de kinderen meemaken vanaf het begin van de dag. Juf Marij legt uit over ss cc hh -woorden en er passeren er veel die de kinderen in tafelgroepjes samen hardop moeten oefenen. De beweeglijkheid en het snel afgeleid zijn van sommige kinderen valt me weer op. Ik neem in het daaropvolgende uur telkens voor ongeveer 20 minuten twee of drie kinderen mee naar de gang om daar aan tafeltjes (1) woordjes en korte zinnen hardop te lezen, (2) getallenreeksen te oefenen (leg een aantal kaartjes met getallen daarop in de goede volgorde) en (3) ga met vier kinderen die vooroplopen met rekenen, patronen herkennen in getallen en in grafische afbeeldingen. De kinderen en de juf zijn enthousiast over mijn bijdrage en ik heb er plezier in.

Na het speelkwartier in groep 4 is er wat uitleg over rekenen – meester Klaas noemt het een herhaling – en daarna gaat ieder voor zich rekenwerk doen, d.w.z. sommen oefenen met het oog op de komende toets.

Vanaf het moment dat het zelf werken begint, neem ik zeven duo’s elk tien minuten mee voor Kaboem, dat is een spelaanpak voor het oefenen van “plus- en minsommen voorbij het tiental”. Sommige kinderen kunnen dit helaas niet goed. Wat me opvalt is het enthousiasme, net als in groep 3, waarmee de kinderen werken en oefenen. Op het eind van de morgen zingen zij een pizzalied voor mij en krijg ik veel ‘high-fives’.

10 maart

Na twee weken onderbreking (waarvan één de schoolvakantie) ga ik vanmorgen weer naar school. Marij vertelt me dat een kind had gevraagd of ik nog terug zou komen. Een gat van twee weken is lang blijkbaar. Groep 3 heeft een ouder-en-kind-uur vanmorgen, dus begin ik in groep 4. Wat me opvalt is dat niet alleen meester Klaas maar ook de kinderen het zichtbaar fijn vinden dat ik er ben. Sommige kinderen lachen naar mij als ze mij zien. Ik ga met twee groepjes ‘gok op de hok’ doen, een spel waarin de kinderen getallen die ik opnoem in goede volgorde moeten plaatsen. Dit is bedoeld voor het automatiseren van het tellen en het herkennen van getallen. Enkele kinderen zijn daar heel rap en goed in, anderen plaatsen sommige getallen verkeerd of schrijven 48 als 84 (in het Nederlands zeggen wij niet veertig-en-acht, wat veel handiger zou zijn). De kinderen zijn erg vrolijk, blij, speels en maken dat ik zelf ook enthousiast ben, energie voel en beweeg. En dan nu: speelkwartier.

Na de pauze legt Meester Klaas nogmaals het stappenplan uit om optel- en aftreksommen te maken en gaat iedereen met een aantal sommen uit het rekenschrift aan de slag. Meester Klaas kondigt aan dat hij en ik alleen op een vraag komen helpen bij kinderen die hun stappenplan ook op tafel hebben liggen. Ik help vijf kinderen, neem er de tijd voor en zie dat het stappenplan voor de meeste kinderen essentiële houvast biedt. De hulp bestaat eruit dat ik hen steeds door het stappenplan geleid. Moeilijke sommen verhinderen niet dat kinderen opgewekt, vrolijk en soms aandoenlijk lief zijn. De ochtend wordt afgesloten met het allemaal samen hardop oefenen van woorden met een uitgang waar een ‘e’ in zit en die soms wel klinkt – rozet – en soms niet- keuken. De morgen vliegt voorbij.

17 maart

De lente begint voorzichtig; met open jas en zonder handschoenen kunnen we in de korte pauze (ik herinner mij het woord ‘speelkwartier’) naar buiten. Maar zover is het nog niet. Ik hoor eerst dat meester Klaas voor een korte vakantie even weg is; dit kan omdat er een vervanger beschikbaar is. Modern Times.

De kinderen van groep 3 doen een leesoefening met een stapel woorden waarbij het woord op één plek verschilt van het voorafgaande. De kinderen doen goed mee.

Even later loop ik rond en kijk mee bij het dictee. Eén woord uit een zin van zes moet je opschrijven; juf Marij herhaalt het woord na de zin. De klaarblijkelijke bedoeling is dat de kinderen met de context van de zin de betekenis en het gebruik van het woord beter begrijpen: de kat sluipt naar de vogels. Ik zie dat de schrijfvaardigheid van de kinderen heel verschillend is. De ontwikkeling van de fijne motoriek die bij schrijven nodig is, verloopt blijkbaar niet gelijkmatig bij kinderen van dezelfde leeftijd.

Wilma, een van de weinige kinderen die geen migrantenachtergrond heeft, komt te laat. Een medewerker van de school brengt haar om negen uur de klas binnen met een bordje met twee boterhammen, die zij stil op eet.

Buiten de klas doe ik vervolgens apart met vier kinderen opdrachten van ‘rekenen-plus’. Deze kinderen zijn goed met rekenen. De opdrachten betreffen het herkennen van patronen in getallen en figuurtjes. Sommige zien de patronen heel snel, anderen neem ik stap voor stap bij de hand. In groep 3 moet de juf vandaag, als altijd, veel aandacht besteden aan het gedrag: zitten, niet praten tijdens het dictee, tafel leeg maken en niet lopen door de klas tijdens een werkopdracht. Kinderen van 6-7 jaar hebben veel te leren maar zijn daarbij meestal opgewekt en vrolijk.

In groep 4 is een vervangende docent. Als eerste ben ik bij een gesprek tussen vijf kinderen. Dat gesprek is nodig vanwege een tamelijk heftige ruzie die in de pauze op het schoolplein ontstond over het kopiëren (“na-apen!”) van een ‘hand shake’. Een hand shake is een vaste opeenvolging van gespiegelde bewegingen die als ritueel gebruikt kan worden om elkaar te begroeten. Het is korte tijd een rage om een zo origineel mogelijke te maken met je vriendin of vriend.

De school is een vreedzame school, dat zoveel wil betekenen dat men afspraken heeft en deze ook actief uitdraagt over hoe zij met elkaar omgaan en hoe zij ruzies proberen op te lossen. Het blijkt dat kinderen veel zelf kunnen oplossen als je streeft naar redelijke oplossingen waar iedereen mee kan leven. Dit gesprek levert echter niets op, de kinderen worden alleen maar bozer en staan lijnrecht tegenover elkaar. Ik beëindig het gesprek waarbij iedereen het erover eens is, dat het dan maar niet opgelost wordt. In ijzige sfeer gaan de vijf terug naar het lokaal waarna ik aan de rekenspelletjes met een aantal tweetallen begin.

Sommenplof’ is bedoeld om sneller te leren optellen en aftrekken tot de 20. Bij dit spel blijkt het wedstrijdelement zwaarder te wegen dan de vraag hoe snel je een som maakt. Aan het eind van de ochtend vertellen twee kinderen dat de kwestie waar de ruzie over was, toch is opgelost, zonder dat de leerkracht zich ermee bemoeide: zij maken samen een nieuwe hand shake. In de middagpauze verneem ik dat er enkele minuten terug een kind van groep 8 zonder toestemming het schoolplein afrende en daarbij onzacht in aanraking kwam met een juist passerende auto. Een ouder heeft het kind intussen opgehaald; het letsel leek mee te vallen.

24 maart

Er zijn een paar kinderen niet in groep 3. Ook Wilma die de vorige week te laat kwam en nog moest ontbijten, is er niet.

Na de uitleg van juf Marij over hoe woorden die eindigen op een stomme e, ga ik met twee groepjes leeswerk doen op de gang. Het eerste groepje van drie is voorlijk en leest gemakkelijk. Ik proef een sterke drang om beter te zijn dan de andere twee. Het lezen gaat hen vlot af en daarom is hier voldoende tijd om ook naar de betekenis van een woord te vragen. Een meisje vraagt, als we teruglopen naar het lokaal of ik ook aan de Ramadan meedoe. Terwijl ik ‘neen’ zeg vraag ik me af wat opvoedkundig het meest verantwoord is: het hierbij laten of vragen hoe zij aan de Ramadan doen.

Het tweede groepje zijn twee meisjes die veel oefening en extra aandacht nodig hebben. Bij de een gaat het lezen moeizaam. De ander leest heel graag en maait rap nogal eens het gras voor de voeten van de ander weg. Ik voel competitiedrang, beter willen zijn dan de ander en vooral het goed willen doen in de ogen van de meester.

Vervolgens ben ik een half uur aan het werk met vijf kinderen en oefen rekenwerk met hen. Het gaat om ruimtelijk inzicht in stapels blokjes waarbij de kinderen de plattegrond van het blokjes-bouwwerk moeten invullen door te tellen hoeveel blokjes elke stapeltje telt. Bij een grote stapel moeten ze daarna de blokjes die drie-hoog, twee-hoog of een-hoog zijn verschillende kleuren geven. De meeste kinderen zien het goed en soms moet ik een hint geven. De blokjes kleuren geeft, na het kijken hoe het in elkaar zit, enige ontspanning, waarbij één kind heel netjes binnen de lijnen kleurt. Zodra deze kinderen omkijkend zien dat de klas gaat opbreken om naar buiten te spelen zijn ze bijna niet meer te houden. Ik kijk aansluitend buiten naar het tikkertje-met-hartjes-spel en begrijp pas na enige minuten waar het spel omgaat. De overgave waarmee de kinderen zich hierop storten is totaal.

In groep 4 is er na het speelkwartier hommeles. Twee kinderen hebben buiten een aanvaring met een kind van groep 5. Een meisje is behoorlijk overstuur. De leerkrachten van beide groepen nemen de tijd om de kwestie op te lossen. Eerst wordt groep 4 met een opdracht aan het werk gezet. Eén meisje, die zelf vaak rumoerig is, krijgt de opdracht om erop toe te zien dat alle kinderen aan het werk blijven. Na ongeveer tien minuten is het probleem afdoende besproken door zes kinderen (drie uit groep 5 en drie uit groep 4) waarbij vanwege de heftigheid, de beide leerkrachten zelf ook aan het gesprek meedoen. De school is zoals gezegd een “vreedzame school”.

Intussen ga ik steeds met twee kinderen naar de gang om het spel ‘Sommenplof’  te doen dat ik vorige week voor het eerst deed. In het spel worden telkens op een kaartje twee sommen onder de 20 op tafel gelegd, moeten de beide kinderen de sommen stil maar snel uitrekenen en mogen ‘plof’ roepen zodra ze weten welke som de hoogste uitkomst heeft. Als ze het goed hebben zijn de twee kaartjes voor hen. Dit spel is bedoeld om het snel uit je hoofd rekenen te automatiseren. Het wedstrijdelement is echter voor de kinderen erg belangrijk. De meeste kinderen roepen ‘plof’ voordat ze het uitgerekend hebben en moeten dan nog uitrekenen welke de hoogste uitkomst heeft. Wat me opvalt is dat kinderen graag in een groepje met mij dit rekenwerk doen. Deze kinderen willen laten zien wat ze kunnen en willen ook nog winnen.

31 maart

Een regenachtige lentedag. In groep 3 ga ik na een dictee, met verschillende groepjes leeswerk doen. Voordat juf Marij het dictee begint is er enkele minuten nodig om alle tafeltjes uit elkaar te zetten zodat kinderen ieder voor zichzelf het dictee moeten doen. Bij het dictee gaat het weer om één woord uit een zin; het woord wordt steeds nadrukkelijk herhaald na de zin. Ook valt het me op dat de jongen die de vorige weken heel druk was, niet kon stil zitten en moeilijk aan het werk ging – althans die indruk had ik van hem van de vrijdagmorgens dat ik in die klas was – nu geconcentreerd mee doet en als enig kind het woord in fysieke zijn langzaam herhaalt voordat hij gaat schrijven. Dat is mooi.

De drie groepjes kinderen met wie ik aan het lezen ga werken serieus en vinden lezen niet makkelijk; concentratie is nodig een woord goed of een zin goed te lezen. ’Huilt’ is bijvoorbeeld voor twee kinderen erg moeilijk. Na drie leesgroepjes ga ik verder met twee groepen met wie ik ’miniloco’. Dit is een spel waarbij je op een lege plek in een zin het goed woord moet invoegen. Je hebt daarbij de keuze uit vier mogelijkheden, die elk een nummer hebben. Het nummer bij het goede woord leg je vervolgens in een vakje met hetzelfde nummer. Na alle woorden ingevuld te hebben heeft de achterkant van de nummers een mozaïek patroon waaraan je kunt zien of je fouten gemaakt hebt. Door een misverstand had ik slechts één spel mee voor vier kinderen. Twee speelden samen en twee keken toe. In de tweede ronde bij het tweede groepje had ik vier miniloco-spellen ter beschikking. Dat schoot wat beter op. Zo’n vergissing is begrijpelijk gezien de hectiek van zo’n lesgroep. Er gebeurt erg veel met de kinderen in zo’n halve morgen. In de speelpauze staat juf Marij te draaien aan een springtouw en springen de kinderen om de beurt in en springen totdat het touw tegen hun voeten aankomt. Dan mag de volgende. Een kind, enigszins fors, heeft een wat trage motoriek en is steeds na twee sprongen af. In de middagpauze, als een kind uit een hogere groep aan het touw draait zie ik haar weer springen. Nu gaat het soepel, ze kan het prima of heeft het snel eigen gemaakt. Leren en groeien is opdracht en kerncompetentie van kinderen en bijzonder om mee te maken.

Als ik bij groep 4 naar binnen ga, steken een aantal kinderen hun hand op nadat meester Klaas mij hardop goedemorgen wenste. ‘Mag ik mee met u, mag ik vandaag mee met u?’  Mijn tijd bij groep 4 begint echter een beetje ernstig: Hassan, een mooie, vrolijke, altijd lachende krullenbol is vandaag voor het laatst, hij gaat maandag naar een andere school – voor speciaal basisonderwijs. Het raakt me dat hij moet overstappen. Aan het eind van de morgen geef ik hem een warme stevige hand, waar ik hem eigenlijk even wilde knuffelen. Ik weet niet of dat laatste kan, dus laat ik het maar.

Ik ga met drie groepjes een kwartier lang, strikt volgens een stappenplan, plus- en minsommen oefenen waarbij je een tiental passeert. Alle kinderen met wie ik vanmorgen werk vinden dit moeilijk. Eerst de som opschrijven, een getallenlijn maken het eerste getal links op de lijn zetten (bij een plus-som) of rechts (bij een min-som). De crux in het stappenplan zit hem in het splitsen van het tweede getal (dat erbij of af moet) om eerst met het eerste gedeelte tot een tiental te komen en vervolgens het tweede gedeelte erbij of eraf te doen. Door steevast aan de stappen vast te houden begint het na drie sommen wat soepeler te lopen. De kinderen werken alle serieus en aandachtig en vinden het helemaal niet vervelend een andere te corrigeren of te helpen. Eén kind doet het vandaag soepel en snel. Toen ik dit later meester Klaas liet weten, zei deze dat ze gisteren er helemaal niets van bakte. Sommige kinderen leren snel.

Het laatste kwartier van de morgen wordt gebruikt om een dictee van gisteren af te ronden. En ook hier besteed de leerkracht eerst aandacht aan stil zitten, tafel leeg maken en aandacht vragen. Het dictee gaat weer om één woord uit een zin.

Aan het eind krijg ik enkele high fives en komen twee kinderen vragen of zij volgende week nou eens aan de beurt zijn. Van binnen voel ik me er een beetje verlegen bij.

(wordt vervolgd)


2 reacties op “Logboek van een reken- en leesopa”

  1. Frank Koster Avatar

    Dank voor het compliment, er komt inderdaad meer de komende tijd.

  2.  Avatar
    Anoniem

    Hoi Frank, ik zie nu al uit naar het vervolg.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: