7 april 2023
Als ik om half negen de klas van groep 3 binnenkom zijn er enkele kinderen niet en zie ik het merendeel van de kinderen bezig met een kleurplaat waarop allerlei voorwerpen en dieren staan die met een korte ei geschreven moeten worden. Zij moeten op hun wisbord van plastic met een viltstift zoveel mogelijk korte ei-woorden opschrijven die zij herkennen. Geit, trein, sein, eik enz. Sommige kinderen schrijven hun wisbord vol met wel twintig woorden, bij anderen is het al vol met zeven woorden. Zowel het handschrift als het herkennen van woorden a.d.h.v. plaatsjes verschilt behoorlijk per kind. Juf Marij loopt rond, geeft aanwijzingen en besteed ongeveer de helft van de aanwijzingen aan gedragingen van enkele kinderen: stil zijn, een ander met rust laten, zitten blijven, enz. Na tien minuten verschijnt op het elektronische bood de kleurplaat en worden klassikaal alle voorwerpen en dingen genoemd met een ei. Daarna wordt dit bord gewist en schrijft juf Marij de woorden op die de kinderen roepen. Het valt me op dat zij met haar vingertop op dit elektronische bord methodisch schrijft, d.w.z. niet met haar eigen handschrift maar precies zoals de schrijfmethode voorschrijft. Voorbeeldig.
Terwijl de klas als geheel met de juf een taalles doet, wat weet ik niet meer ga ik twee keer met drie kinderen leesoefeningen doen uit hun werkboek voor taal. De juf vraagt of ik vooral articulatie wil letten. De drie kinderen lezen om de beurt een zin en dat wat onduidelijk, wat mompelend of zonder enige intonatie of articulatie is, herhaal ik met de vraag om dit na te zeggen. Zo oefen ik verstaanbaarheid en tegelijk het begrip van de zin door het kind. Verander namelijk de klemtoon en ineens komt de zin bekend voor. De kinderen zijn rumoerig en hebben vanmorgen geen grote spanningsboog.
In het speelkwartier ga ik steeds mee naar buiten. De groepen hebben samen met twee anderen groepen hun eigen pauzetijden. Zo voorkom je dat kleine kinderen door groteren omvergelopen worden of de voetbal en ander speelgerei opeisen. Juf is met haar klas actief met een spel: verliefde harten. Kinderen hebben allemaal een hartje met een nummer, spelen tikkertje waarbij het erom gaat degene te tikken die een hartje heeft met hetzelfde nummer. Er komt bij veel kinderen merkbaar veel energie vrij bij dit spel, met als gevolg botsinkjes, valpartijen, onenigheid enz. Als leerkracht op een vreedzame school betekent een pauze: hard werken en veel kwesties even begeleiden of oplossen. Ik krijg van meester Klaas te horen dat ik in verband met een toets in zijn groep ik de tweede helft van de morgen bij groep 3 kan blijven, waarna hij onmiddellijk een in een ruzie tussen twee jongens van groep 3 bemiddelt. Als wij vijf minuten later naar binnen gaan zag ik intussen nog minstens vijf kleine incidenten waarbij van kinderen even geduld, even stil staan, even luisteren, even sorry-zeggen of even tranen-inslikken gevraagd wordt. Ik hoor even tussendoor dat net als vorige week weer een kind naar een andere school voor speciaal basisonderwijs overstapt en vandaag afscheid neemt. Ik hoop dat het voor haar goed komt, maar hou mijn hart vast, als ik iets hoor over haar thuissituatie.
Na de pauze ga ik met twee jongens een rekenspel, Gok op de hok, doen waarbij zij getallen tussen 1 en 100 in goede volgorde moeten zetten. Er zijn tien hokjes voor maximaal tien getallen die alles kunnen zijn tussen de 1 en 100. Je komt soms niet goed uit. Je hebt gewonnen als je alle tien getallen in oplopende volgorde hebt kunnen plaatsen. Sommige kinderen maken niet alleen de verkeerde inschatting maar ook schrijven zij 42 op als 24 – deze vergissing gebeurt vanmorgen bij deze kinderen overigens slechts één keer. Als ik na twee rondjes de plaatsing van de getallen nog eens uitleg (‘waar zou je het getal 50 plaatsen?’) zie ik bij een kind het kwartje vallen, en deze verliest in de rondjes daarna niet meer. “Straks in de pauze leg ik het jou wel uit”, zegt hij als het klaar is behulpzaam tot de ander.
Met een tweede groep, drie meisjes die alle drie goed kunnen rekenen, doe ik vervolgens een rekenspel uit groep 4: Kaboem. Hierbij gaat het erom zo snel een plus- of min-som van onder de 20 uit te rekenen waarbij je steeds het getal 10 naar boven of naar beneden passeert. Twee gebruiken hun handen en vingers, één doet het zonder en is de snelste. De sommen staan op houten roerstokjes en als jij de eerste bent die het juiste antwoord geroepen heeft mag jij het stokje hebben. Wie de meeste stokjes heeft is op het eind de winnaar. Het stokje met Kaboem i.p.v. een som is een joker, degene die die krijgt is alle stokjes kwijt en kan weer opnieuw beginnen. Het wedstrijdelement en de Kaboems maken dat kinderen vreselijk hun best doen. De tijd vliegt om.
14 april
Het is 8;30 u als ik binnenkom bij groep 3 en juf Marij. Ik zie een paar lege plekken. Later bij navraag wist juf van alle ziekmeldingen. Ook komt één kind na een gesprek met ouders steevast wat later.
Op het bord staat de opdracht waarmee de kinderen de dag moeten beginnen: Aan welke woorden denk je bij het uitje van gisteren? (Gisteren was het schoolreisje; samen met groep 4 is de klas naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen geweest.) Ze schrijven de woorden op hun (plastic) wisbordje, waarbij de juf voortdurend orde bevorderende opmerkingen maakt. Juf Marij vraagt na enkele minuten aan sommige kinderen wat ze opgeschreven hebben. Vanmiddag gaan de kinderen met kinderen van Groep 4 in groepjes een verhaal maken over het schoolreisje.
Na dit opstapje legt de juf aan de kinderen uit wat er vandaag gaat gebeuren, alle thema’s en werkvormen van vandaag worden opgenoemd, waaronder het verhaal maken en een onderdeel doen van het al langer lopende familie traject. Maar we beginnen met een dictee met speciale aandacht voor woorden uit het uitstapje van gisteren, een Zuiderzee-dictee waarbij de kinderen van elke zin één woord moeten opschrijven. Na dit dictee ga ik met twee kinderen apart wat leeswerk doen. Ik probeer zodra het moeilijk gaat, de kinderen te stimuleren om de moeilijk woorden in stukjes te hakken. Een van de twee vindt het moeilijk onderscheid te maken tussen woorden met één klinker die gevolgd wordt door twee medeklinkers en woorden waarbij die klinker gevolgd wordt door één medeklinker (lakken en laken, enz. Steeds vraag ik: hoe klinkt de a bij twee emmen en hoe bij één em? Na tien van deze woorden gaat het wat sneller goed. Ik werk slechts één bladzijde van het boekje Veilig leren lezen (Uitgeverij Zwijsen) door en ook één bladzijde van het werkboek, waarbij de juf schatte dat ik tijd genoeg voor twee van elk zou hebben. Sommige leerprocessen hebben blijkbaar meer tijd nodig.
Vervolgens ga ik met vier kinderen miniloco-opgaven doen, waarbij het goede antwoord (een rekensom, of woord, of het juiste woord bij een plaatje) van het juiste nummer moeten worden voorzien. Je kunt de juistheid controleren door vanaf de onderkant van het doorzichtige doosje de figuren die daar zichtbaar zijn te bekijken. Eén set van opgaven vindt een jongen erg moeilijk, namelijk een rekensom moet de juiste uitkomst krijgen en de juiste uitkomst kan liggen op een vlak met een heel ander nummer. Een beetje abstract denken en begrijpen wat het verschil is tussen het nummer van de som en de uitkomst van de som, is hierbij van belang. Enkele andere kinderen hebben dit verschil snel door.
In het speelkwartier wordt er door de klas met het springtouw gesprongen dat zij gisteren in het Zuiderzeemuseum mochten maken. Ik kon ik het niet laten mee te springen. Ook vandaag waren er weer twee kleine incidenten in deze pauze.
In groep 4 is meester Klaas vandaag thuis met een voetbalblessure. Juf Henny vervangt hem. Ik begin met een stukje voor te lezen uit een boek waarin de klas voorgelezen wordt. Door zachter en luider praten, langzamer en sneller praten en door te eindigen met een cliffhanger, hangt de klas aan mijn lippen.
Juf Henny legt uit hoe een verhaal in elkaar zit; vanmiddag gaan ze dit in groepjes, ook met kinderen van groep 3, toepassen. Het begin (wie zijn er en waar zijn ze?), het midden (wat gebeurt er allemaal?) en het einde (loopt het goed of slecht af?) worden stap voor stap uitgelegd. Ook hier steekt de juf behoorlijk wat moeite in het stil en oplettend houden van de kinderen.
Na de uitleg ga ik elders met vier kinderen een rekenspel doen, Dienaren van de Koning. Er zijn 16 dienaren namelijk van elk tiental tot de 160 (10, 20, 30, enz.). De vier kinderen tellen samen tot 160 waarbij steeds één kind het woord voert bij elk kaartje met een groene stip dat zij van haar stapel (iedereen heeft een stapeltje) omdraait. Bij elk tiental dat genoemd wordt krijgt het kind de betreffende dienaar. Is het kaartje geen groene stip maar een rood kuis, is het volgende kind aan de beurt. Elk kind heeft enkele rode kruizen. Bij de 160 gekomen kunnen de kinderen de dienaren die elk heeft tellen en wie de meeste dienaren heeft is winnaar.

Het wedstrijdelement stimuleert tot tellen en sommige kinderen spelen vals door in de stapel de rode kruizen stiekem weg te werken. De verliezer blijkt het achteraf geen groot probleem te vinden omdat zij snapt dat het draaien van rode kruizen toeval is. Moeilijker is het om bij het einde van het spel de waarde van de dienaren bij elkaar op te tellen: 80 + 70 +110 is een moeilijke som. In de tweede groep van vier kinderen wordt er niet vals gespeeld en is de uitkomst spannend; de winnaar wint op het nippertje.
Komende vrijdag is het Suikerfeest en daarna twee weken mei vakantie; over vier weken ben ik er weer.