‘De plaats van de ster’, Amsterdam 1973 (oorspr. ‘La place de l’étoile’, Gallimard, Paris, 1968) en
‘Uit verre vergetelheid’, Amsterdam 2014, (oorspr. ‘Du plus loin de l’oubli’, Gallimard, Paris, 1996)
Ik las twee boeken van Parijzenaar Patrick Modiano. In het eerste boek, De plaats van de ster (“place de l étoile”) , geeft Modiano een beeld van het kapotgemaakte leven van een joodse Parijzenaar die de oorlog en de Holocaust overleefde.

En daar word je niet vrolijk van. Naast de al eerder her en der gememoreerde zware schuldgevoelens van overlevenden van de Holocaust, (“waarom ben ik de enige van mijn familie die het gered heeft”) komen er psychische stormen, waandenkbeelden, nachtmerries die teruggrijpen op eerdere levensperiodes, SS’ers en Wehrmachtsoldaten die in dromen Joodse namen dragen, in Israël wonen maar leven in het Parijs van 1941, woedeaanvallen en een geregeld verbroken verbinding met de dag van vandaag. Je kunt het zo gek niet bedenken of het komt voor. in Het geheel grijpt mij bij mijn strot en ik begin een klein beetje te ontwaren hoe dit moet zijn. Ik ervaar de machteloosheid van de hoofdpersoon om iets van zijn leven te maken als beklemmend maar ook als vreemd. Zijn belevenissen heeft Modiano zo opgeschreven dat ik er als lezer geen contact mee krijg. De opgeslotenheid van de hoofdrolspeler in zijn eigen psychische gevangenis is hij steeds gedoemd in verkeerde situaties verzeild te geraken of met de verkeerde personen in aanraking te komen. Hij heet Raphaël Schlemilovitch. Misschien is zijn naam wel de kortste samenvatting van wat Modiano wil laten zien. De schuldgevoelens van overlevenden komen indringend naar voren als Schlemilovitch in zijn wanen zelf SS’er is en Eva von Braun ontmoet. Twee punten zijn nog het noemen waard. De her en der typisch joodse humor, waar bij je moet lachen om niet te huilen, is zeer trefzeker. Daarnaast vormt het figureren van talrijke namen uit het Franse openbare en culturele leven van na de oorlog een moeilijkheid. Veel namen zeggen mij niet veel.
Had de plaats van de ster (Place d’ Etoile) een sterk biografisch karakter vanwege Modiano’s eigenverwevenheid met de oorlog en de Holocaust, het tweede boek heeft dat persoonlijke karakter niet. Althans het gaat niet duidelijk over Modiano’s eigen leven. Het kan wel een getuigenis zijn met een autobiografische achtergrond van het stedelijke leven in Parijs en London in de tijd dat de schrijver tot volle wasdom kwam.

Voor bohemiens is het Parijs (en London) van de jaren zestig een kille, lege onverschillige stad waarin mensen ieder voor zich iets van hun leven trachten te maken, maar de zinloosheid druipt van elke belevenis. Men doet wat, zorgt via gokken voor een inkomen en logeert dan hier, dan daar. Men komt anderen tegen met je korte of langere tijd een relatie hebt en samen optrekt. Het is zo weer voorbij. Het maakt niet uit, lijkt het wel. Er zijn altijd wel kennissen die je tijdelijk onderdak bieden. Er is altijd wel ergens een korte opdracht voor een schrijfklus of een onderzoekje te verkrijgen. Modiano schrijft bepaaldelijk niet over een gemiddelde werknemer van Renault – Billancourt, maar eerder over de derde bassist van Johnny Halliday. Van de twee mensen is de man een (in den beginne aankomend) schrijver die geen naam krijgt en heeft de vrouw Jacqueline geen duidelijk omschreven beroep. Zij ontmoeten in Parijs een gokker en in London, enige tijd later een smoezelige pandjesbaas. Deze mensen gaan uit, wandelen, snuiven ether, vrijen (ook als natura vergoeding voor het wonen in een huurflat), bezoeken een Jamaica café, toeren met de metro door de stad, ontmoeten deze en gene. Alle gebeurtenissen en dagen hangen als los zand aan elkaar, er is geen streven dat hun levens samenbindt en energie geeft.
De eerste episode van deze roman begint in Parijs en eindigt in London, na zo’n anderhalf jaar, met de plotse verdwijning van Jacqueline.
De tweede episode, vijftien jaar later, speelt zich af in Parijs. De naamloze protagonist is nu schrijver, leeft alleen en in willekeurige dagindeling. In een metro ziet hij een vrouw die op Jacqueline lijkt, hij gaat achter haar aan, ontdekt waar ze woont en weet enkele dagen later op een feest in haar flatgebouw binnen te komen, in de hoop haar te treffen. En dat gebeurt. Aanvankelijk lijkt ze hardnekkig hem niet te herkennen. Zij is met haar man. Maar bij het afscheid stapt ze met een smoes in dezelfde lift als hij en wordt het contact voor enkele uren vervolgd waar het jaren terug is gestokt. De volgende dag vertrekt ze met haar man naar Mallorca.
In de derde heel korte episode mijmert de schrijver, terwijl hij er wandelt, over de wijk waar Jacqueline is geboren.
Het leven van bohémiens in een grote stad lijkt een leven zonder bedoelde en duurzame verbindingen, toevallige ontmoeting en tijdelijke projecten rijgen zich aan elkaar. Een ontnuchterend boek.