3 april
Het is weer zonnig weer vandaag, ook de kinderen zijn vrolijk, wellicht nog van het Suikerfeest eerder deze week.
De meeste kinderen lopen na binnenkomst eerst naar de bakjes om hun naamstokje in het passende gevoelsbekertje te doen. Eén kind weet niet wat het moet kiezen maar na een vraag van mij stopt hij het stokje in rustig. Er ligt werk op de kinderen te wachten: incheck-vragen – hoe kijk je terug op de dag van gisteren en waar zie je naar uit vandaag – en verder gaan met enkele weektaken. Maar na een kwartier gaan de klas in twee groepen weer voorlezen aan groep 1-2. De kinderen van groep 5, eenmaal gezeten naast het kind dat voorgelezen krijgt, pakken deze taak serieus op. Met name een kind valt mij: in de eigen klas heel druk, aandacht vragend en snel afgeleid, is ze hier heel aandachtig en zorgvuldig aan het voorlezen. Het groep-1-kindje hangt aan haar lippen en zij vertelt met overgave over de plaatjes en leest voor.
Na terugkomst en voor het rekenen voert meester Klaas eerst een gesprek met de klas over de incheckvragen. Avonturen op de kermis van afgelopen dagen noemen de kinderen het vaakst. Ook het Suikerfeest op school wordt genoemd. De schaakles van hedenmiddag noemen sommigen als waar zij naar uitkijken; een ander noemt de voetbaltraining van eind van de middag. Steeds vraagt meester Klaas uitleg van waarom vind je dit leuk, wat was er leuk aan de kermis? Deze vragen vinden de kinderen heel moeilijk. Het meisje dat op voetbal zit meldt nog dat het maar de vraag is of de wedstrijd zaterdag kan doorgaan: misschien zijn er niet genoeg kinderen.
Terwijl de klas gezamenlijk met rekenwerk aan de slag gaat, neem ik vier kinderen apart om redactiesommen met hen te maken. De sommen zijn van het niveau van midden groep 6 en ik neem goede rekenaars mee.

Tot mijn verbazing blijken enkele sommen te makkelijk, ook bij de tweede groep van iets minder goede rekenaars. Met name de deelsommen met grote tientallen (bijv. 560 :7) blijken eenvoudig voor deze kinderen. Schatten, afgerond op een honderdtal, hoeveel twee bedragen (613 en 265) bij elkaar opgeteld zijn is moeilijker. Ik leg uit: zoek het honderdtal wat het dichtst ligt bij de grove (ongeveer) uitkomst. Ik stuur twee keer een kind terug naar de klas als deze niet wil werken.
De pauze verloopt deze zonnige morgen vrolijk en zonder enig incident. Ik doe mee met een balspel op een pingpongtafel en ik krijg na afloop in het korte gesprek over de pauze een opsteker van de kinderen omdat ik meedeed zonder dat ik de spelregels kende. Ook andere kinderen delen opstekers uit aan elkaar en aan meester Klaas die meedeed bij het voetballen.
Dan leest meester Klaas een hoofdstuk voor uit het boek van Vlo en Stiekel. De klas luistert over het algemeen geboeid. Een kind tekent er in stilte wat bij.
Bij de spelling les komen eerst een reeks ei- en ij-woorden ter sprake: hoe zat het ook alweer: welke woorden staan in de ei-lijst. Dan volgt een oefendictee met de woorden: de citruspers, het beeld, de iglo’s, het gerechtje, het bedrijf. De zin: Mees en Jip trokken met hun tentje door Nederland. sluit het dictee af. Na het gezamenlijk nakijken met een blauw potlood, krijgt de klas 10 minuten om de opdracht te maken op blz. 17 van het taalwerkschrift.

Bij het werk hieraan help ik her en der als dat gevraagd wordt. De meeste kinderen gaan ijverig aan de slag, een enkel kind heeft geen energie of vindt iets anders belangrijker.
Het laatste deel van de morgen is het begin van een nieuw lessenthema: communicatie.
Meester Klaas maakt op aangeven van de klas eerst een woordenwolk met allemaal termen die met communicatie te maken hebben: praten, roepen, fluisteren, appen, mailen, horen, kijken, gebarentaal, braille, nonverbaal. Desgevraagd voeg ik er als laatste nog aan toe: luisteren, lezen en schrijven. Het begin bestaat uit twee kennismakingen met twee hele aparte talen: een fluittaal in een Turks bergdorp -meester Klaas laat het zien aan de hand van een kort filmpje- en de morse-tekens.
Dit laatste komt naar voren in de taal die in het eerste deel van de vorige eeuw gebruikt werd bij o.a. vliegtuigen en -velden. Het filmpje legt uit dat de ontwikkeling van de techniek uiteindelijk in de jaren dertig de boordradio in vliegtuigen mogelijk maakte en dat de communicatie toen een stuk eenvoudiger werd.

De klas gaat oefenen met morse. Op het bord verschijnt het morse alfabet en de kinderen schrijven hun naam in morse op hun wisbordje.
Na zo’n vijf minuten nodigt meester Klaas mij uit om, terwijl ik het morsealfabet zie, te raden welke naam hij met korte en lange morsepiepjes laat horen. Daarna doen twee kinderen dat ook. Dat lukt.
Het is tijd voor de lunch; twee kinderen halen beneden het fruit en de overige pakken hun trommeltje en fles met eten en drinken. Onder het eten kunnen twee kinderen het scherm met het morse alfabet niet laten voor wat het is en blijven bezig woorden in morse te vormen. Tijdens de lunch praat ik even met meester Klaas over de ontwikkeling van enkele kinderen in de klas.
Vlak voordat de klas naar buiten gaat spreekt meester Klaas nog even de klas aan op hun gedrag bij de schaakles: ook bij de schaakles geldt de regel dat als de meester iets uitlegt de klas luistert. Dat is voor een deel van de klas niet eenvoudig, zo is gebleken.
10 april
Het is een frisse ochtend, de meeste kinderen geven een koude hand als ik ze begroet ; de wanten zijn blijkbaar al opgeruimd.
Bij het inchecken worden, na het deponeren van hun naamstokje in het passende gevoelsbakje, de kinderen gevraagd het antwoord op te schrijven op de vraag wat zij gaan doen om vandaag een fijne klasgenoot te zijn. Helaas blijkt later er geen mogelijkheid hier even over te hebben.
Wij beginnen de morgen met maatjes-lezen, voorlezen aan kinderen van groep 1-2. Ik ga met de helft van de klas naar een van de twee groepen 1-2. De juf zegt dat omdat vandaag de laatste keer is dat deze klas voorleest aan haar kinderen, de groep 5 kinderen zelf een kind uit groep 1-2 mogen uitkiezen. Als vanzelf vindt iedereen een maatje, soms twee, om aan voor te lezen. Het voorlezen lijkt vervolgens als vanzelf goed te lopen: de voorlezer zitten naast de luisteraar zodat een eventueel praatje over de plaatjes makkelijk loopt. Dit naast elkaar zitten maakt ook mogelijk dat er wat zachtjes gepraat wordt.
Na het voorlezen komt straks de spellingtoets. Meester Klaas heeft daarom de informatievellen over de woordsoorten, die achterin de klas op een prikbord hangen, omgedraaid. Maar vóór het dictee komt eerst een van de kinderen aan het woord om antwoord te geven op de vraag waar Vincent van Gogh begraven is. Deze vraag was zijn opdracht naar aanleiding van een les dinsdag over de schilder.
De jongen heeft het goed uitgezocht en vertelt dat hij met zijn broer Theo in Auvers in Frankrijk is begraven in 1890. Enthousiast vertelt meester Klaas over een aflevering van Klokhuis die helemaal aan de schilder gewijd is. Als de kinderen willen kunnen zij deze aflevering onder het eten van de lunch zien. Dat willen zij.
Het dictee, de spellingtoets, bevat twintig woorden en twee zinnen. Op de gebruikelijke wijze wordt het dictee gedaan: de meester noemt het woord en de klas herhaalt het hardop en schrijft het dan op. Maar vandaag wordt dit opschrijven op officieel papier gedaan en niet in een eigen schrift. Het gaat om woorden als: ’s morgens, wij serveren, zij geeuwen, de kanarie, het karwei, het balletje, de brandlucht, de luizenplaag, e.a. De zinnen zijn: Ik tel van nul tot zestig in een minuut. en Was het behoorlijk druk in de trein naar Groningen?
Na dit dictee krijgen de kinderen nog enkele spellingopdrachten. De eerste is om bij het dictee van zojuist eerst de leestekens en de hoofdletters te controleren. Ook moeten zij in enkele zinnen een streep zetten onder het bijvoeglijk naamwoord in de zin en in enkele andere zinnen onder het zelfstandig naamwoord. Tenslotte onderstrepen zij ook een aantal zelfstandige naamwoorden in meervoud. Als zij het werk ingeleverd hebben mogen zij even voor zichzelf lezen.
Tijdens het fruit eten voor de pauze zet meester Klaas de Klokhuis-aflevering aan over Vincent van Gogh[1]. Een viertal kinderen kijken gebiologeerd, maar de rest is al snel de aandacht kwijt en praat er doorheen of is met andere dingen bezig. Twee keer zet meester Klaas Klokhuis even stil en vraagt om aandacht. Als daarna echter ook dan de aandacht bij de meesten elders ligt stopt de meester deze aflevering (tot zijn zichtbare spijt).
Buiten in de pauze doen zich enkele kleine incidenten voor waarbij meester Klaas tegen de klager steeds opnieuw zegt: ‘Ga het zelf oplossen, dat kun je.’ Er zijn overigens niet alleen incidentjes. Ik zie ook enkele oudere kinderen heel gezellig spelen met jongere kinderen en zijn zorgzaam daarbij.
Na de pauze begint meester Klaas met voorlezen uit het boek over Vlo en Stiekel. De klas luistert geboeid en hij geniet zelf ook van het boek. Als het voorlezen eindigt met een spannende cliffhanger, zucht de klas als het voorlezen stopt. ‘Volgende week verder.’
Ik ga nu met groepjes kinderen het klok kijken oefenen met digitale en analoge klok-plaatjes. Ik haal het wedstrijdelement eruit en zegt dat zij hier zijn om te leren en niet om te winnen. Dat wordt ogenschijnlijk geaccepteerd, maar als een kind die een digitale tijd niet goed kan zeggen en van mij toch het kaartje mag houden klinkt er luid protest.
08:20 u 21:40 u zijn voor enkele kinderen niet makkelijk, maar sommige vervelen zich want snappen het goed. De analoge tijdaanduidingen zijn voor de meesten goed te doen. Als een kind zich voortdurend bemoeit met de anderen, dat zij stil moeten zijn, niet mogen voor zeggen, of niet mogen helpen en ik dat na twee aanmaningen zat ben – je bemoeit je alleen met je zelf– stuur ik haar terug naar de klas. Zij boos.
Terwijl ik het klokkijken oefen is de klas bezig met rekenwerk, er wordt zo oogt het, goed gewerkt.
Als laatste deze morgen is schrijven aan de orde. De kinderen moeten rustig en op de lijntjes de woorden schrijven zoals aangegeven op het werkblad.

Rondlopend geef ik her en der aanwijzingen – schrijf wat kleiner, slijp je potlood, schrijf wat langzamer, dan gaat het beter e.a.- en zie dat sommige kinderen het verzinnen van een eigen volzin met gegeven woorden heel moeilijk vinden. Het schrijven gebeurt overigens over het algemeen met overgave, ook een kind dat meestal bij opdrachten vooral snel werkt, neemt nu wat meer tijd.
[1] NTR | Het Klokhuis – Uitzending – Vincent van Gogh