29 september

Tijdens de inloopminuten werken de kinderen aan de weektaak rekenen of, als zij daarmee klaar zijn, zij lezen. Althans, zij hebben een open boek voor zich liggen. Even wat uitwisselen tegen die en wat vertellen aan een ander is verleidelijk aan het begin van de dag. Meester Sjoerd legt het programma van de dag uit. De klas begint met het oefenen en automatiseren van sommen (plus- en min) als voorbereiding op een toets volgende week. Deze stof komt nog uit de laatste periode van groep 3. Ik ga met twee zwakke kinderen apart dezelfde sommen oefenen: zo snel mogelijk het antwoord zeggen als ik een kaartje laat zien met daarop een som. Het gaat in het begin niet vlot – het lijkt wel of ze wakker moeten worden. Maar na enige minuten gaat het beter en ook vlotter. Zo vlot dat ik na bijna een kwartier zelfs driestapsommen bedenk: (…+ …+ =) waarbij ik ook min en plus combineer. Ook deze gaan goed. Tevreden gaan de kinderen terug naar de klas.

Vervolgens ga ik met twee andere kinderen sommen oefenen met vermenigvuldigingen uit de lagere tafels (twee, drie en vier). Ook hier gaat het om trefzekere snelheid inslijpen. Na enkel fouten pak ik het anders aan: ik stel ze voor met twee tegelijk te tellen; daarna volgen drie en ook vier. Als zij dit op volgorde doen gaat het goed. Maalsommen maken die kris- kras door de tafel van drie gaan, is moeilijker.

Na een kwartier zijn we terug in de klas waar meester Sjoerd gezamenlijk en hardop de tafel van twee oefent. Eerst netjes op volgorde, daarna door maalsommen te geven die het dan aan te wijzen direct moet beantwoorden. Sommige kinderen kunnen het goed, andere minder. De meester geeft aan dat het belangrijk is dat de kinderen die dit nog niet vlot kunnen, dit ook thuis oefenen en hun vader of moeder kunnen vragen sommen op te geven en zo thuis af en toe ook iets doen.

Bij het speelkwartier kijk ik rond en zie hoe de kinderen met elkaar spelen, rennen, touwtjespringen, voetballen of gewoon naast elkaar op een balk zitten even kletsen (meisjes). Ik praat ook even met meester Sjoerd over een kind dat niet mee kan komen, voortdurend stoorzender is en binnenkort zeer waarschijnlijk, vanuit het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs, een verwijzing krijgt naar speciaal onderwijs. Sjoerd weet allang wat hij hierover tegen de consulent gaat zeggen en ziet op tegen het volgens hem veel te lange gesprek van twee uur, over deze al lang heldere kwestie.

Na de pauze volgt weer een oefening in snel sommen maken: tien sommen verschijnen op het bord en de kinderen krijgen 30 seconden om de antwoorden op te schrijven. Daarna verschijnende antwoorden. Een paar kinderen geven desgevraagd aan alle sommen goed gemaakt te hebben. Twee kinderen, dezelfde als vorige week, hebben slechts één of twee sommen goed.

Het daaropvolgende programmaonderdeel is taal, aan de hand van Nieuwsbegrip. Dit keer is een item over het planetarium van Eisinga het onderwerp. Kinderen hebben eerder het stukje jeugdjournaal gezien. Drie kinderen gaan, deze zijn blijkbaar snel afgeleid, met mij buiten de klas aan de opdracht werken: een alinea lezen en vervolgens vragen daarover beantwoorden, volgende alinea en zo verder. De antwoorden zijn direct uit de tekst te halen. De kinderen hoeven meestal slechts een naam of een zelfstandig naamwoord op te schrijven als antwoord. Ik kan niet zeggen dat de kinderen erg geïnteresseerd zijn, ik moet ze geregeld bij de les houden. Maar uiteindelijk hebben wij alle stukjes gelezen en alle vragen gezamenlijk beantwoord. Ik vraag steeds één kind het antwoord op de vraag te geven en als deze het niet weet vraag ik een ander. Zo tussendoor vraag ik mij af welke onderwerpen of welke teksten hun belangstelling wel zouden hebben.

Als wij teruggaan naar de klas, merk ik dat meester Sjoerd met de gehele klas nog niet klaar is met dezelfde opdracht. In een klein groepje gaat het sneller want ik hoef minder stil te staan bij het gedrag van de kinderen.

Het vele reken- en taalwerk wordt nu afgewisseld met het spiegelspel. Een kind wordt naar voren geroepen en gaat op de tafel vooraan staan en kijkt naar de klas. De bewegingen die het kind maakt worden door de klas nagedaan, uitroepen en zingen mag ook. Ik zie dat de alle kinderen enthousiast meedoen maar dat de aangever wat verlegen timide is. De twee die dit mag doen beweegt uitbundiger en de klas gaat even los.

Er volgen nog twee taalopdrachten: over de omschrijvingen van dierengeluiden (hinniken, miauwen, loeien enz.). Kraaien doet een haan, maar geen enkel kind weet de naam van het geluid van kippen, wel van het geluid van muizen.

De tweede opdracht gaat over lidwoorden (wanneer ‘de’, wanneer ‘het’ en over meervoudsuitgangen -en en -s. De logica van de Nederlandse taal is hier niet uit te leggen, als er al logica zou zijn. Meester Sjoerd noemt dit “weet”-woorden: alleen door het vaak te horen weet je wanneer ‘het’ en wanneer ‘de’ gebruikt moet worden. De meervoudsuitgangen zijn makkelijker te herkennen en te leren.

De laatste tien minuten voor de lunchpauze eet de klas gezamenlijk de lunch die ze -enigszins wanordelijk op de gang uit hun rugzak halen. Ik zie dat alle kinderen een lunch bij zich hebben. Onder het eten wil de meester dat er niet gepraat wordt (anders wordt er niet gegeten). Twee filmpjes van School-TV over meervoudsvormen helpt de klas deze tien minuten door.

Tijdens de lunchpauze spreekt een collega verwondering en irritatie uit over het feit dat de schoolconsulent van het Samenwerkingsverband die bindende adviezen geeft over plaatsing in het Speciaal Onderwijs, een jonge medewerker is die zelf geen ervaring heeft als docent op een basisschool.

6 oktober

Bij de inloop aan het begin van de schooldag staat bij groep 4 op het bord dat ze de tafeltjes in toets opstelling (enkele rijen) moeten plaatsen en de eerste minuten hun woordenschat moeten oefenen. De klas stroomt langzaam vol, meester Sjoerd is minder opgewekt dan anders. Ik loop rond en verwelkom de kinderen met een goedemorgen.

Het eerste onderdeel is een dictee dat draait om een tiental woorden. De meester leest een zin waarin het woord voorkomt, noemt het op te schrijven wordt, de klas herhaalt het woord luid en schrijft het op. Zo komen: schep – buigt – straat – kalm -schaar – strik – jurk -s teun -werk en zus voorbij. Begin volgende week volgt er nog en dictee en daarna wordt het nagekeken. Ik zie voor het eerst dat de klas tussen lijntjes moet schrijven – althans dat probeert – zodat het schrijfwerk regelmatiger wordt. Bij de meeste kinderen ziet het schrijfwerk er nu veel beter uit en bij sommige kinderen zelfs goed.

Het rekenonderdeel van de dag is het werken met een getallenlijn van 0 -100. De klas oefent, eerst gezamenlijk later in groepjes en individueel, met het plaatsten van tientallen op die lijn. Meester Sjoerd legt uit dat het handig is eerst het midden te bepalen en daarbij de helft van honderd -50 – te plaatsen.

Voor sommige kinderen blijkt het niet vanzelfsprekend dat ‘10’ dichtbij de ‘0’ en ‘40’ dichtbij de ‘50’ moet liggen. Een lineaire reeks van een meetlint of liniaal is blijkbaar niet vanzelf te vergelijken met een getallenlijn. Meester Sjoerd is al tevreden met ruwweg geschatte afstanden. Met twee kinderen die de getallenlijn niet snappen ga ik dit apart met hen nog een doornemen. Dat werkt: 20 minuten later hebben zij gezamenlijk alle opdrachten gedaan.

Voorafgaand aan de ochtendpauze eet de klas haar fruit waarbij meester Sjoerd een item van het Jeugdjournaal laat zien over de verhuizing van de jonge panda naar China. In de pauze praat ik even met juf Eva die al meer dan 10 jaar op deze school werkt. Gevraagd naar wat er veranderde die jaren vertelt zij dat kinderen en ook ouders minder op samenwerking gericht zijn en minder loyaal aan de juf of meester. Kinderen komen meer voor zichzelf op en botsen vaker onderling. Ouders zijn assertiever geworden.

Als na de binnenkomst de rust is weer gekeerd begint de klas met taal, in de vorm van “Nieuwbegrip”, een tekst n.a.v. het Jeugdjournaal item over de vertrekkende panda. Terwijl meester Sjoerd met de klas de tekst en de vragen doorwerkt, ga ik met een drietal dit apart doen. Met drie kinderen gaat het intensiever en sneller dan met de gehele klas. Ik heb tijd genoeg om bij de betekenis van woorden stil te staan en specifieke punten uit te leggen. Opmerkelijk: ik vergeet de kinderen te vragen of zij wel eens in Ouwehands Dierenpark geweest zijn.

Tussen al het hoofdwerk door is er ook tijd voor bewegen: twee kinderen die nog niet eerder aan de beurt zijn geweest zijn aangever in het spiegelspel; de bewegingen en geluiden die zij, staand op de tafel van de meester, voordoen moet de klas nadoen.  Ook nu valt het me op dat de kinderen verlegen zijn in het aangeven, kleine bewegingen maken en bijna geen geluiden. De kinderen zijn vanmorgen meer beweeglijk en rumoerig dan ik hier eerder meemaakte. De meester geeft enkele kinderen een tijdstraf van 5 of 10 minuten binnen­blijven in de middagpauze. Meester Sjoerd benadrukt een paar keer dat je nooit naar een ander kan wijzen voor de rechtvaardiging van je gedrag: “Ja maar, hij..”. Hij geeft een voorbeeld hoe hij alleen naar zichzelf kan wijzen, als hij toch antwoord geeft op een vraag van een buurvrouw, terwijl hij stil moet zijn.

De morgen wordt afgesloten met twee leesopdrachten. Eerst leest de klas gezamenlijk in een boek waarbij elk kind een zin moet lezen, waarbij de meester vooral erop let of iedereen meedoet, af te meten aan het naadloos overpakken van de volgende zin door het volgende kind. Als ik wat later in een groepje van drie verder ga merk ik ook hier dat dit goed werkt: er is ruimte om aandacht de besteden aan de uitspraak van moeilijke woorden en aan de betekenis van woorden. Kinderen leren van het antwoord moeten geven op vragen als bijv.: Wat is een keuken? Of Wat betekent vermoeid? Bij de antwoorden op deze vragen hoor ik hoe groot hun woordenschat is. Kortom een, ook voor mij, leerzame leesopdracht. Vlak voor de middagpauze kondigt meester Sjoerd het lied van de tafel van drie aan (via het digitale scherm). Als ik hardop vraag of zij dit wel kunnen, zingt de klas even later knetterhard het lied mee.

In de middagpauze volgt een kort gesprek met enkele collega’s over het belang van regels en over het niet nakomen van afspraken. Een tamelijk expliciet boek over verliefdheid dat in het boekenweekpakket zit voor de groepen 4 en 5 passeert eveneens de revue. Ouders laten zich hierbij ook horen.


2 reacties op “Logboek van een reken- en leesopa (8)”

  1. Frank Koster Avatar

    Dag Peter, leuk jouw reactie!
    Ik denk dat jij je niet vergist in het scherper worden van mijn observaties. Ik kijk meer en olet meer op de wisselwerkingen in de klas. Individuele kinderen zie ik ook meer. Hartelijke groet!

  2.  Avatar
    Anoniem

    Ha Frank, opnieuw met veel plezier je blog gelezen. Verbeeld ik het me dat je observaties steeds scherper en preciezer worden?
    Hartelijke groet van Peter.

Geef een reactie op Anoniem Reactie annuleren