Over de autobiografie van Simeon Ten Holt

Simeon ten Holt uit Bergen (N-H) is een Nederlandse componist die een belangrijke rol speelde in de Nederlandse muziekwereld van de vorige eeuw. Hij werd bij het grote (?) publiek bekend met een avondvullend werk uit de jaren zeventig: Canto Ostinato.

In 2009 publiceert hij zijn autobiografie die ik onlangs las.

Ten Holt houdt jaren zijn dagboek bij, niet stelmatig elke dag maar toch zo frequent dat hij er voldoende materiaal in terug vindt om zijn geheugen aan te vullen en terugblikkend (bij publicatie is hij 86 jaar) een boek te schrijven over zijn leven.

Is het leven van deze componist de moeite waard er een boek aan te wijden? Het leven van een timmerman, een onderwijzeres of van wie dan ook is op zich de moeite waard voor een (auto)biografie. Of het resulterende boek steeds van waarde is hangt ervan af hoe het geschreven is. Een boeiend leven betekent nog geen boeiende (auto)biografie.  Ten Holt is een machtig interessante componist die naast het genoemde Canto veel meer werk geschreven heeft voor piano vooral en daarbij niet eenkennig was in de seriële (kortweg twaalftoons muziek) dan wel in de tonale muziek (meer “gewone” muziek gecentreerd rond een of enkele basis).

Ik was nieuwsgierig naar deze man en vooral naar hoe een componist leeft en (werk)contacten onderhoudt.

Ten Holt beschrijft zijn leven en kindertijd in Bergen, een kunstenaarsdorp. Wat opvalt is dat hij het bijzondere van zijn situatie dat er thuis een piano is, dat hij zich aan muziek kan wijden en pianoles krijgt van een min of meer vooraanstaand componist (Van Domselaer). Zijn ouders stammen uit welgestelde families, dat verklaart het een en ander. Vader was kunstschilder en bewoog zich in het artistieke wereldje van Bergen. Geen woord echter over dat dit een bijzondere situatie is voor een gezin tussen de twee wereldoorlogen. Hij maakt zich in zijn verdere leven ook nergens druk over zijn levensonderhoud, dat is een kunst op zich, althans hij schrijft er nergens over.

Als hij in 1942 in de oorlog naar Amsterdam verhuist is het volstrekt normaal dat hij over een (Bechstein) vleugel beschikt die naar boven gehesen moet worden en hij zich zijn levensonderhoud niet eens noemt als kwestie. Een weldoener uit Bergen blijkt hem financieel te ondersteunen.

Is zijn leven één langdurige en soms monomane dienst aan de muziek en dicteert dit zijn verknochtheid eraan zijn leven of leeft Ten Holt zijn leven en maakt hij daarin voornamelijk muziek, dat is de vraag die dit boek voortdurend oproept. Ik maak in deze bespreking enkele opmerkingen over deze vraag, niet over zijn muzikale ontwikkeling en componeertalenten.

Muziek lijkt hem heilig. En vrouwen. Hij ontmoet in Amsterdam Riet waarmee hij een heftige relatie begint, hij trouwt met haar in juli 1944 en zij krijgen in 1946 een kind, dochter Marijn. Hij gaat samen met zijn zus in 1949 naar Frankrijk om daar nieuwe ideeën op te doen voor zijn muziek. In zijn levensverhaal staat hij uitgebreid stil bij de artistieke (muzikale) overwegingen om naar Parijs te gaan, namelijk om nieuwe inspiratie op te doen en andere vakgenoten te ontmoeten, maar besteed hij geen woord aan het plotse opbreken van zijn huwelijk en laten zitten van Riet en dochter. Contacten en relaties zijn ondergeschikt aan zijn muzikale missie. Onbegrijpelijk voor mij als lezer, totdat ik wat verderop merk dat zijn liefdesleven in combinatie met zijn muzikale ontwikkeling voortdurend het wisselen van partners met zich meebrengt. In zijn hele leven heeft hij een stuk of zes betekenisvolle relaties met vrouwen die opbloeien en vervolgens uitdoven. Zijn componeren en muzikale praktijk heeft minstens zoveel periodes waarin steeds de samenwerking met een persoon, of werk aan een groot stuk centraal staat. Zo verlaat hij begin jaren zeventig de seriële aanpak, en gaat terug naar de tonaliteit. Korte tijd later besteed hij jaren veel tijd aan de elektronische muziek op het Utrechtse instituut voor Sonologie. Dan weer staat een tijdje het werk aan Canto Ostinato centraal. En steeds opnieuw blijft het kunstenaarsdorp Bergen de plek waar hij terug keert en zich thuis voelt. Hij laat daar op zeker moment een gebouwtje opknappen en herinrichten dat hij de naam ‘de bunker’ geeft en waarin hij in afzondering kan werken en leven.

Soms schrijft hij daarbij hoe hij werkt aan een stuk. Zeer frappant vond ik te lezen dat volgens Ten Holt een muziekstuk zijn eigen wetten en structuur en bijzondere details kent en dat de componist een dienaar is die ze blootlegt en opschrijft.

Bij het ouder worden groeit bij hem het belang van contacten onderhouden met vrienden, met pianisten die zijn werk vertolken, broers en zus en dorpsgenoten van Bergen. Steeds vaker moet hij melden dat iemand doodziek is en sterft. Tegelijkertijd begint het werk aan zijn autobiografie, zo lijkt mij, méér van hem te vragen dan hij waar kan maken: steeds meer worden hele stukken uit zijn dagboeken een op een in zijn autobiografie opgenomen en verliest het boek daarmee voor mij zijn aantrekkelijkheid. In een autobiografie heb je de kans terug te blikken op je leven en opnieuw te verwoorden wat zekere gebeurtenissen voor betekenis hebben gehad. Met het opnemen van dagboeknotities stijg je niet uit boven de gedachten die je op dat moment verwoordde en ontbreekt het contemplatieve weegmoment achteraf.

Al met al is deze autobiografie een gemiste kans om datgene wat de componist dreef, boeide en verder bracht te overdenken en lezers daarin te laten delen.

John Heymans heeft in 2019 een biografie over Ten Holt gepubliceerd, Arabesk (Uitgeverij IJzer), misschien dat dat boek meer begrip opent naar leven en werk van Simeon ten Holt.

Simeon ten Holt, Het woud en de Citadel, Balans, Amsterdam, 2009.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s