8 maart
Er blijken vanmorgen twee kinderen te ontbreken. Halverwege de morgen verschijnt een van de twee alsnog. Bij binnenkomst staat er een som op het bord. Iemand koopt zeven zakjes kroketten, in elk zakje zitten drie kroketten. Hoeveel kroketten zijn dit in totaal? De inloopperiode is voor deze som en voor de oefensommen die op hun laptop staan. Buiten schijnt de zon en verlicht het lokaal. De kinderen zijn vrolijk en druk. Enkele dagen terug hebben zij tulpen van crêpepapier gemaakt die tegen de ramen staan. De zon van buiten verlicht hen en geeft de klas iets fleurigs. Het is lente.

De krokettensom doet een enkeling uit het hoofd, de meesten weten een vermenigvuldiging (“keersom”) te maken na het maken van een tekening met zeven zakjes terwijl ik drie kinderen zie die na de tekening een “lange plussom” (3+3+3 enz.) maken en alle kroketten ofwel per stuk, ofwel per drietal bij elkaar optellen. Ik loop door de klas, geef hier en daar een hint of een compliment en maak enkele korte praatjes.
Op hun laptops staan keersommen afgewisseld met behendigheidsoefeningen met cursor en muis. Bij de afsluiting van de inloopperiode vraagt meester Sjoerd naar de manier waarop de kinderen de som hebben opgelost. Hij kondigt ook een bezoek aan: een mevrouw komt een uur in de klas kijken en luisteren. Zij zal verder niets doen en de kinderen hoeven evenmin iets met haar. Als ik haar bij de pauze de klas uit begeleid – zij kan met haar prothese niet goed lopen – vertelt zij mij dat zij voor één kind kwam. Zij deed een afsluitende observatie na een begeleidingstraject.
In het rekenonderdeel dat nu volgt geeft meester Sjoerd met behulp van een tekening stapsgewijs uitleg over keersommen als verkorte schrijfwijze van lange plussommen. Hij gaat vervolgens de vermenigvuldigingsfactor vergroten en verkleinen. Hij benadrukt de kinderen steeds met een getallenlijn te werken met daarop sprongen met bogen getekend: “..zo zie je goed wat je doet”.

Bij de toepassing van de uitleg lukt het de meeste kinderen om met een getallenlijn een som te maken. Twee kinderen verhogen de factor 3 bij 3 X 3 niet in 4 X 3 maar in 3 X 4. Meester Sjoerd legt uit dat je bij die laatste fout niet met groepjes van drie maar met groepjes van vier werkt.
De volgende toepassing is het verhogen van 2 groepjes van 6 auto’s tot 3 groepjes van 6 auto’s. De kinderen gaan er gretig mee aan de slag. Eén groepje tellen als een eenheid is voor sommige kinderen gesneden koek, anderen verdwalen makkelijk in deze sommen.
Ik help nog een meisje met een heel andere som: verdeel dit vlak in drie gelijke delen.

Zij weet niet hoe je dit moet aanpakken. Ik geef haar de suggestie de (hulp)puntjes met lijnen te verbinden en vroeg toen hoeveel vierkanten en hoeveel driehoeken het gehele figuur telde. “Zes vierkanten en drie driehoeken.”

Hoeveel krijg je als je deze door drie deelt. Na enige stilte gaf ik de suggestie eerst de zes vierkanten door drie te delen. “….dat zijn twee vierkanten. En de drie driehoeken door drie gedeeld is één driehoek. “Dus..”, hielp ik haar, “… is een derde van het gehele figuur 2 vierkanten en 1 driehoek. Met nog een kleine aanwijzing wist zij het volgende figuur te maken.

Bij de vondst glunderde zij als de lentezon.
In de pauze word ik op het schoolplein dringend gevraagd mee te doen met een balspel met vier kinderen waarbij je, zoals bij volleybal, de bal moet overspelen naar een van de drie anderen, zonder dat je de bal mag vastpakken. Elk kind staat in het eigen vak en moet daarbinnen blijven. Als je een fout maakt ben je af, moet je uit je vak en kan één van de kinderen die buiten de spelvakken staan te wachten op hun beurt, gaan meedoen. Eén meisje is erg gehaaid in het bedenken waarom de fout die zij maakte niet op haar conto te rekenen valt. Een kind van groep 5 die hieraan meedoet vraagt wanneer ik weer in groep 5 kom.
Na de pauze vraagt meester Sjoerd wie er een leuke pauze heeft gehad en wie niet. Iedereen blijkt een leuke pauze gehad te hebben.
Wat volgt is taal, een dictee. Twee kinderen delen de taalschriften uit en iedereen maakt daarin een kolom voor 15 woorden. Zij hoeven bij elke zin slechts één woord op te schrijven. Meester Sjoerd zegt de zin, noemt het woord nog eens apart, de klas herhaalt hardop het woord en schrijft het vervolgens op. Het gaat vandaag om de woorden: simpel, moeder, sleutel, lente, bezoek, terug, begin, vrouw, flauw, fout, wissen, bossen, katten, krullen en zinnen. Ik loop rond en kijk terloops naar hun werk en zie dat ‘terug’ vaak is geschreven als ‘trug’ en dat twee kinderen niet goed kunnen schrijven en extra les hierin goed zouden kunnen gebruiken. Meester Sjoerd vertelt later dat zij die ondersteuning inderdaad krijgen.
Ter onderbreking van al het werken van de kinderen met hun hoofd, is meester Sjoerd gaan bewegen, zwaaien met zijn armen bijv., waarbij de kinderen staan en meebewegen. Daarna zitten de kinderen weer, leggen hun hoofd op hun tafeltje, doen hun ogen dicht, zijn twee minuten stil, letten alleen op hun adem en knijpen bij het inademen met hun rechterhand in hun linker duim. Meester Sjoerd legt de klas dat deze oefeningen goed voor de concentratie zijn.
Het laatste onderdeel van deze morgen is Nieuwsbegrip. Het Jeugdjournaal-item gaat over de Nederlandse inzending voor het Eurovisie songfestival, Europapa van Joost Klein. “…..Welkom in Europa, ik blijf hier tot ik dood ga….”
Het item vertelt over de overleden ouders van de artiest en dat hij twee lessen van zijn vader goed onthoudt: er zijn geen grenzen en dromen mag.
Ik ga met vier andere kinderen dan gebruikelijk buiten de klas de bij dit item behorende tekst doornemen en de vragen beantwoorden. Het voorlezen en de vragen zijn geen probleem voor deze vier. En los van de tekst praat ik met de kinderen over hun dromen – nachtelijke dromen en wensdromen – en over landen in Europa. Eén kind wil nog eens naar Marokko “…en als er daar oorlog komt ga ik meteen, om te helpen…”.
Het laatste kwartier werkt de klas weer ieder voor zichzelf op de laptop aan hun woordenschat en/of aan sommen. De heerlijke vrolijkheid van de klas deze morgen wijt ik maar aan de lente.
22 maart
Vorige week was ik een weekje weg. Vandaag heeft de groep taaltoetsen en het creatieve vak “Crea” wordt van de middag naar de morgen verplaatst om zodoende wat afwisseling tussen inspanning en ontspanning te bewerkstelligen, zo legt meester Sjoerd mij uit. Er zijn drie kinderen ziek en één komt te laat. Voor mij is het aardig om eens te zien hoe de kinderen bij andere vakken dan rekenen en taal zijn.
Tijdens de inloop staat er een redactiesom op het bord. Deze moeten de kinderen maken en daarna zijn er nog meer redactiesommen op hun laptop.
De som op het bord luidt: Fay heeft 88 spaarzegels. Linde heeft er 66. Hoeveel heeft Linde er minder? Ik help een kind met deze som en leg uit dat appels bij elkaar opgeteld en van elkaar afgetrokken kunnen worden. Appels kun je niet van peren aftrekken. Ik laat haar de getallen 88 en 66 elk splitsen in tientallen en eenheden. Daarna geeft ik de hint om de tientallen en van elkaar af te trekken en ook de eenheden van elkaar af te trekken. De restanten vormen bij elkaar opgeteld het antwoord. Als later meester Sjoerd deze som doorneemt legt hij een heel andere aanpak uit; gebruik de getallen-lijn.
En deze redactiesom op hun laptop leverde veel hoofdbrekens op bij de kinderen: voor 9 koekjes heb je 3 schepjes suiker nodig. Hoeveel schepjes suiker heb je nodig voor 12 koekjes? Belangrijk hierbij is de eenvoud van het terugrekenen hoeveel koekjes je kunt bakken van 1 schepje suiker. Daarna kunnen kinderen zelf een lange plussom maken of een eenvoudige keersom.
Na de inloop is er de taaltoets.

De kinderen gaan in zinnen waarin een woord ontbreekt deze aanvullen met het juiste woord. De zes woorden die in evenveel zinnen moeten worden ingelast zijn gegeven en moeten steeds één keer gebruikt worden. De toets is erop gericht te toetsen of de kinderen de zinnen begrijpen en of zij inzicht hebben in de soort woorden (zelfstandig naamwoord, werkwoord, enz.) die er ontbreken. De toets omvat enkele groepen van deze invulzinnen.
De toets wordt aansluitend gezamenlijk nagekeken door de kinderen zelf, waarbij meester Sjoerd de correcte woorden in elke zin op het bord laat zien. Bij goede antwoorden zetten de kinderen en krul, bij een fout een kruisje. Daarna moeten zij het aantal goede antwoorden in hun schrift schrijven. Als steekproef neemt meester Sjoerd van drie kinderen het schrift in om te checken of zij het compleet hebben nagekeken. (Al enkele keren eerder heeft meester Sjoerd de klas uitgelegd dat je jezelf voor de gek houdt als je snel een antwoord even verbetert. De klas lijkt dit te begrijpen: ik zie niemand met een gum bezig tijdens het nakijken.)
Het fruit eten gaat zoals gebruikelijk aan de pauze vooraf.
Enkele gebeurtenissen tussen kinderen tijdens de pauze nopen meester Sjoerd tot een nagesprek. Het gaat erom dat een kind zich ten onrechte op een negatieve manier aangeroepen vindt. Na enkele verontschuldigingen, bezworen met een handdruk legt meester Sjoerd uiteindelijk nog uit dat jezelf het beste weet wie jij bent, als jij weet dat je wit bent kan iedereen een andere kleur noemen, maar jij blijft wit. Een kind legt zelf uit aan de anderen dat je geen oordelen over anderen kunt uitspreken, je kijkt alleen naar jezelf, daar ben jij de baas over op het schoolplein.
Er volgt een dictee dat gaat om onthoud-woorden als: gauw, lauw, oud, zout, pauw, vrouw bouw en flauw. Ik verzin zinnen met deze woorden, herhaal het betreffende woord en de kinderen schrijven het woord in hun schrift. Meester Sjoerd kijkt wat werk na intussen. Na afloop staan de woorden, juist geschreven op het digibord en kijken de kinderen zelf hun werk na. Weer valt het mij op dat de schrijfvaardigheid enorm verschilt. Ook zie ik dat de kinderen die leesbaar schrijven ook minder taalfouten maken.
Het laatste deel van de morgen is CREA (uit het programma Blink[1]). Meester Sjoerd legt kleurplaten met gevels van typisch Nederlandse huizen (klokgevel, trapgevel en gewoon schuin dak) voor in de klas. De kinderen kiezen twee dezelfde kleurplaten waarbij zij op de ene de ramen en deuren kleuren en op de andere de rest. Daarna knippen ze de ramen en deuren uit en plakken die op de andere. De kinderen kleuren zo niet alleen, maar hanteren ook lijm en schaar. Sommige kinderen willen liever een eigen huis teken, kleuren en versieren. Zij knippen de deur en een raam deels los zodat het open kan staan.

De klas is enthousiast en geconcentreerd bezig. Ik loop tussen de kinderen door en geef suggesties, help een kind met knippen en deel vooral ook complimenten uit. Er komen allerlei huizen in verschillende kleurstellingen tevoorschijn.

Tijdens het eten vóór de middagpauze lees ik een hoofdstuk voor uit een leesboek, waar de klas mee bezig is, (over Josje die bij haar Opa op bezoek gaat waar blijkt dat Opa een vriendin heeft.) De klas is stil en luistert tijdens dit voorlezen.
En dan blijkt dat meester Sjoerd zich heeft vergist in de pauzetijd en moeten wij nog een kwartier door. Dit kwartier wordt besteed aan oefeningen met werkwoordsvormen. En dan mag de klas naar buiten. Deze kinderen werken hard vanmorgen.