16 februari

Het is de laatste dag vóór de voorjaarsvakantie. De volgens een collega rommelige week wordt vandaag afgesloten. De week kende toetsen, rapportgesprekken met ouders en een teamuitje. De tafelgroepjes worden vandaag gewisseld, zodat kinderen met andere kinderen in een groepje komen te zitten. Juf Eva neemt ook nog afscheid, zij heeft een andere baan op een basisschool dichter bij haar thuis.

Tijdens de inloop zijn kinderen aan het werk op hun laptop met redactiesommen of met spellingsopdrachten, in dit geval met woorden met -oord, -aard, -eurd, -eurt, aart of -oort erin, vaak als uitgang. De schrijfwijze wordt eventjes op laptop-scherm getoond en daarna moet je het woord zelf correct typen.

Ik loop rond en help waar nodig, vooral de sommen leveren hier en daar problemen. Drie kinderen laten mij trots de lege plekken in hun gebit zien, zij zijn volop aan het wisselen. Ik help een kind met de vraag hoeveel weken je €10 moet sparen om een horloge van €67 te kunnen kopen. Dit is niet zo eenvoudig. Na zes weken heb je €60 en na zeven weken €70. Wat is nu het goede antwoord?

Op verzoek van meester Sjoerd help ik hem met het nakijken van taal- en rekenwerk dat de klas de afgelopen dagen gemaakt heeft. De klas werkt intussen zelf door aan de spellings- en rekenopdrachten.

Juf Eva komt afscheid nemen, zij heeft 18 jaar op deze school gewerkt. Zij praat even met de kinderen, waarbij zij onder andere uitlegt waarom zij voor een baan koos dichterbij huis. Zij heeft voor iedereen een cadeautje: een zakje met een sleutelhanger met de naam van het kind, een magnetische boekenlegger, een mini kubus van Rubik en wat popcorn. Twee kinderen hebben op eigen initiatief (of van hun ouders?) zelf ook een cadeau voor haar en overhandigen dat met overgave. Zij is geroerd. Ook meester Sjoerd heeft een cadeautje voor haar. Dag juf Eva. Het fruit wacht.

Na het fruit eten begint de morgenpauze. Buiten is het veel minder koud dan de afgelopen weken; de lente komt eraan en de kinderen zijn vrolijk en uitgelaten.

Na de pauze bespreekt de klas eerst het verloop van de pauze. Vrijwel iedereen heeft een leuke pauze gehad en lekker kunnen spelen. Op vraag van meester Sjoerd vliegen de “opstekers” voor grote aantallen kinderen door de klas. Ik merk hieraan dat de onderlinge sfeer tussen de kinderen sterk verbeterd is sinds augustus. Een stil kind krijgt op mijn aangeven het woord en hij geeft aan zich ziek te voelen. Een ander kind gaat met hem mee naar de conciërge om zijn ouders te bellen. In dit deel van de morgen wordt de klas geregeld bezocht door een of meer kinderen uit andere klassen die jarig zijn. Deze komen een schriftelijke felicitatie vragen van de meester met een plakplaatje (=sticker). Zij gaan de hele school door.

Wij gaan door met Nieuwsbegrip. Meester Sjoerd laat nog eens het betreffende item van het Jeugdjournaal zien: Egypte bouwt een nieuwe hoofdstad, Cairo is te klein geworden voor de vele miljoenen die daar wonen.

Ik ga met drie kinderen apart zitten en de tekst met vragen hierover doornemen. Het gaat vlot en de kinderen werken goed. Ik sta stil bij moeilijke woorden en bij de betekenis van sommige woorden (hoofdstad, wolkenkrabber, blikvanger, verdieping, piramide). Wij spreken ook over woestijnen, slavenarbeid en de grote verschillen tussen arm en rijk in Cairo. Ik weet niet hoeveel ervan blijft hangen, maar wij zijn wel helemaal klaar, als de morgen wordt afgesloten met de lunch. Over twee weken zie ik de klas weer.

1 maart

Ik word na de voorjaarsvakantie hartelijk verwelkomd door meester Sjoerd. De klas is rumoerig als ik ’s morgens binnen kom, ik hoor allerlei vreemde geluiden die uit een hoek komen waar al twee kinderen hun spullen pakken. Een moeder komt even vertellen dat haar zoon ziek is en vandaag niet naar school komt. Tijdens de inloop van vanmorgen staat er een redactiesom op het bord en na deze som kunnen de kinderen aan de slag met andere redactiesommen of met spellingsopdrachten, beide op hun laptop. De redactiesom gaat als volgt: Mo en Henk moet een stukje tuin betegelen. Mo schat dat er 35 tegels voor nodig zijn, en Henk schat 40. Bij het werk blijkt dat het er 38 nodig zijn. Wie heeft vooraf de beste schatting gemaakt? Enkele kinderen hebben geen moeite met deze som. Met één kind ga ik er even voor zitten. Zij is zwak met rekenen en werkt meestal met de getallenlijn, een enkelvoudig levensgroot telraam.

Ik vraag haar de getallenlijn tussen 30 en 40 met bolletjes te tekenen en bij elk bolletje het cijfer te schrijven. Vervolgens vraag ik haar het aantal bolletjes te tellen van 35 tot 38 en van 40 tot 38. Wat is de grootste afstand en wie zat er het dichtst bij de 38. Zij komt met de eigen tekening tot het goede antwoord en is zichtbaar tevreden.

De klas gaat met minsommen oefenen, die voorbij het tiental gaan. Ik ga met hetzelfde meisje deze sommen oefenen met de getallenlijn. Zij neemt het stappenplan, haar wisbordje en werkboek ook mee.

Het eerste wat zij doet is de getallenlijn opzijschuiven en maakt de eerste som zonder mijn hulp of aanwijzing goed, zo ook de tweede, derde en vierde. Bijv. 33 – 5. Steeds splitst zij correct de eenheid die eraf moet in twee getallen zodat zij eerst op een tiental (hier 30) uitkomt en vervolgens haalt ze de overige twee er ook van af. Ik merk dat zij moeite heeft het lagere tiental te vinden dat in het antwoord thuishoort, 70 > 60, 90 > 80. Heen en terug in tientallen tellen moet zij nog automatiseren. Na vier minsommen waarbij het tiental gepasseerd wordt, staan er een aantal minsommen in het werkboek die eenvoudiger zijn: het tiental wordt niet gepasseerd. Hier pakt zij de getallenlijn wel en maakt de sommen met behulp daarvan. De tijd vliegt intussen.

Vlak vóór de ochtendpauze laat meester Sjoerd het item van het Jeugdjournaal nog eens waar (na de pauze) het Nieuwsbegrip over gaat: de groeiende populariteit van ‘freerunnen’.

De pauze op het schoolplein is voor sommige kinderen tumultueus. Na de pauze gaat de klas stillezen -ieder is met een eigen boek bezig – terwijl meester Sjoerd de ruzie tussen drie kinderen buiten de klas met hen gaat proberen op te lossen. Ik maan een paar keer enkele kinderen tot lezen: kletsen of een geintje met een ander is voor sommige erg verleidelijk. Wat later leg ik als een prediker uit, in het bijzijn van de teruggekeerde meester Sjoerd, waar mensen het lezen allemaal bij nodig hebben en dat het belangrijk is goed te kunnen lezen. ‘Als een prediker’, want ik vergeet voorbeelden te vragen van hoe fijn lezen kan zijn.

Meester Sjoerd geeft een dictee met woorden als kooi, hoed, gooit, paard, voordeur, rugzak, beentje, haartje en nog een paar. Ik kijk intussen op zijn verzoek taal- en schrijfwerk na. Weer valt mij op dat de schrijfvaardigheid van kinderen erg verschilt.

Meester Sjoerd bemerkt de behoefte in de groep om iets lijfelijks te doen. Ter afwisseling van dictee en nieuwsbegrip, krijgen daarom enkele kinderen de kans om het voorbeeld te zijn bij het spel spiegelen: zij staan op een tafel en maken bewegingen en geluiden die de klas moet nadoen. Van de drie kinderen die vanmorgen aan de beurt zijn is alleen de derde los in zijn bewegingen en heeft er zichtbaar plezier in. Iets van jezelf laten zien aan leeftijdgenoten is eng, vermoed ik. Daarna gaat een kind vooraan met de rug naar de klas staan, ogen dicht en tikt een ander kind met de vinger met een zacht geluid erbij iets op haar rug. Met de ogen dicht raadt het kind wie het was die op haar rug tikte. De eerst wordt niet geraden en de tweede wel.

Nieuwsbegrip gaat zoals gezegd over ‘freerunnen’, oftewel rennen, springen en acrobatiek in de openbare ruimte. Het Jeugdjournaal item constateert dat deze straatsport populair wordt, laat zien hoe het ontstond en hoe je ervoor kunt trainen. De bijbehorende tekst neem ik apart buiten de klas door met drie kinderen die zwak zijn in taal.

Elk kind leest een alinea van de tekst voor waarna van die alinea ik stil sta bij moeilijke woorden of bij woorden waarvan ik niet weet of de kinderen weten wat het betekent. In deze tekst bijv. de woorden object, populair en sierlijk. Ik vraag de kinderen uit te leggen wat deze woorden betekenen. Daar gebruiken zij ook hun lijf bij. Bij ‘sierlijk’ bijv. gaat een kind staan en maakt een mooie ronde beweging met de armen.

Over elke alinea is er een vraag waarvan zij het antwoord kunnen vinden in de tekst. Aanstrepen is voldoende. De kinderen werken hieraan met snel afnemende belangstelling. Dit puzzelt mij: hoe kunnen zij met meer aandacht lezen en het ook begrijpen? Voorlezen doen zij graag, dus dat kan meer gebeuren. Ik vermoed ook dat de antwoorden aanstrepen in de tekst te makkelijk is. Ik ga nadenken en overleggen met meester Sjoerd over hoe dit onderdeel uitdagender kan worden.

Als wij terugkeren in de klas is het tijd om te eten: de kinderen eten hun lunch die zij van thuis meebrachten. Meester Sjoerd laat bij dit eten een Japans filmpje zien over iemand die uit de eigen tuin allerlei lekker eten maakt.


Eén reactie op “Logboek van een reken- en leesopa (16)”

  1.  Avatar
    Anoniem

    Compacte observaties en juist mede daardoor mooi beschreven vind ik, Frank. Heb deze blog wederom met veel genoegen gelezen. Je leerlingen (en meester Sjoerd) boffen maar met je.

    Groet van Peter

Plaats een reactie