13 februari

Nog steeds waart de griep rond op school: er is een klas thuis gebleven en in veel klassen zijn er een of meer zieke kinderen. In groep zijn twee zieke kinderen weer beter en terug en is een ander ziek geworden. Van twee kinderen wordt vandaag in de loop van de morgen de verjaardag gevierd. Negen jaar worden beiden.

De klas komt druppelsgewijs binnen. Sommige kinderen doen hun gevoelsstaafje in het betreffende bakje: een is rustig en twee geven aan blij te zijn. Dat gaat de goede kant op.

Het eerste programmaonderdeel van vandaag is lezen met (voor) een maatje uit groep 1. Voordat de kinderen in twee groepen naar de twee groepen 1 gaan vraagt meester Klaas wat zij beter gaan doen dan het lezen van vorige week. Ik laat de plaatjes zien en ik ga naast het kindje zitten zodat deze mij goed kan horen. Ik lees langzamer.

Een kind heeft zijn voet verstuikt en kan alleen met de lift en niet de trap af en op. Het lezen gebeurt met de nodige toewijding en ernst. De kleintjes genieten zichtbaar. Terug in het lokaal na het lezen delen de kinderen op vraag van meester Klaas hun ervaringen.

Ik ga vervolgens met verschillende groepjes klok-rekenen, terwijl de klas verder gaat met hun rekentaken van de week.

Ik schrijf op een wisbordje een tijd in digitale vorm (24 uurs klok). De kinderen moeten op een sjabloon van een wijzerklok dat achter de plastic bovenlaag van hun wisbordje zit, de tijd uit tekenen en daarna in woorden zeggen hoe laat het is. Ik vraag vervolgens ook of het ’s morgens, ’s middags, ’s avonds of ’s nachts is.

De kinderen zijn werklustig vanmorgen en het gaat redelijk goed. De meeste moeite hebben zij met de precieze plaatsing van de kleine wijzer en een ander kind weet niet of 19:00 5 u ’s middags of ’s avonds is. In het derde groepje zit een kind die het niet snapt. Ik help haar met twee opdrachten en hoop dat de uitleg beklijft. Als zij zegt dat zij niet snapt waarom kinderen klok moeten leren kijken, denk ik dat mijn hoop voorlopig ijdel zal zijn.

Als wij klaar zijn vlak vóór de ochtendpauze worden de verjaardagen van twee kinderen gevoerd. Het jarige kind mag op het digibord een taart inkleuren en opvullen. Waarna het lang zal ze leven door de klas galmt. Ook krijgt elke jarige een ballonnen-beestje van meester Klaas die hier heel handig mee is.Na het fruit eten gaan wij naar buiten. Daar is het vreselijk koud, met name ook door de wind. Maar de kinderen lijkt het niet te deren, zij ballen, rennen, voetballen en zijn steeds volop bezig. De jassen gaan na tien minuten zelfs uit. Ik kijk naar het voetballen van zeven kinderen, één is scheids, en zie dat sommige meer samen spelen dan andere. De drie meisjes die meedoen laten zich gelden en na vijf minuten worden de teams en ook de scheids gewisseld.

Na de pauze doe ik nog één groepje klok-rekenen. Het meisje dat zelf zei het niet te snappen geeft nu aan dat zij het nog eens wil proberen. Het ging nu wat beter: de grote wijzers tekende zij goed.

Bij terugkomst in de klas is meester Klaas net aan het dictee begonnen. Ook de laatste drie klok-rekenaars kunnen nog mee doen. Het dictee gaat om de woorden: de gewichten, het kammetjes, ’s winters, het poppetje, het breipatroon en ik verkleur. De afsluitende zin van het dictee luidt: Het eiland lag in een zee met zaaghaaien. De kinderen kijken het gezamenlijk na met een kleurpotlood. Een kind verbetert het met een gewoon potlood, maar dat is niet de bedoeling zegt meester Klaas als hij het ziet.

De kinderen beginnen nu aan een taalopdracht uit hun werkschrift. Deze opdrachten zijn voor een aantal kinderen niet gemakkelijk. “Lucht”-woorden met een voorvoegsel opschrijven (gerecht, gehucht, verdacht enz.) zijn niet makkelijk te vinden. In enkele zinnen  de zelfstandige naamwoorden omcirkelen is beter te doen, voor sommigen. Een enkel kind is opvallend goed in taal en schrijft daarbij ook mooi en regelmatig. Als ik iemand hiermee help, komen er direct ook andere kinderen met hun vinger omhoog en vragend naar mij kijken. Als de kinderen hiermee klaar zijn kunnen zij direct door met het verder lezen in Blauw brengt ongeluk en met het plakken van post-its bij passages waar zij een vraag of en opmerking over hebben.

Als ik wat later in de personeelskamer mijn lunchbrood nuttig valt het mij op dat alle leerkrachten het alleen over een kind in hun klas, een voorval in de pauze en over andere werk gerelateerde punten praten. Totdat iemand begint over de wedstrijd van Ajax vanavond.

6 maart

Na een morgen dat ik niet naar school kon door een vergissing in mijn agenda en na de voorjaarsvakantie ben ik er vandaag weer. Meester Klaas heeft mij van te voren gemeld dat de klas samen met groep 6 in de loop van deze morgen naar een voorstelling gaat en dat hij graag heeft dat ik mee ga. Na drie weken vinden de meeste kinderen het leuk mij weer te zien (en omgekeerd). De ramadan is begonnen, sommige kinderen doen daar aan mee of proberen dat. Meester Klaas vertelt mij dat gisteren een jongen klaagde over honger en dat hij er niet meer tegen kon. Deze stuurde hij naar de conciërge die voor hem een boterham met pindakaas maakte.

Ik zie direct dat de kinderen binnen de klas verhuisd zijn en op een andere plek naast iemand anders zitten. Ik zie ook een nieuwe gewoonte: elk kind geeft aan het begin van de dag met haar/zijn naamstokje in een gevoelsbakje aan hoe deze zich voelt en vult een check-in formulier in.

(Het formulier wordt ook aan het eind van de dag ingevuld.) Meester Klaas vraagt bij de start van de dag naar bijzonderheden bij deze gevoelsuitingen en bij deze binnenkomst. Er blijkt dat een naamstokje van een kind door een ander in het bakje ‘angstig’ is gedaan. De meester is daar boos over en vraagt wie dit gedaan heeft. Er meldt zich niemand, waarna hij nog eens uitlegt dat gevoelens gerespecteerd moeten worden en dat dit soort plagerijen niet getolereerd wordt. Op zijn vraag aan twee kinderen of er nog iets bijzonders is gebeurd sinds de schooldag van gisteren, komt er vanmorgen niet veel meer antwoord terug dan ‘gewoon thuis’.

Als eerste gaan de kinderen vandaag voorlezen in de twee groepen 1-2. Ik ga met de helft van de klas naar een van deze twee klassen alwaar de juf ons al verwacht en elk kind van onze groep een boek en één of twee kinderen toebedeelt. Een broertje van een van de jongens uit groep 5 vliegt zijn oudere broer direct in de armen. Deze krijgt even later evenwel twee andere kinderen voor te lezen. Een kind van groep 1 is erg jong en pas enkele dagen op school. Een meisje uit ‘mijn’ groep krijgt dit kind toegewezen. Het kleintje durft haar bijna niet aan te kijken. Ik loop samen met de juf en de assistent door de klas en zie hoe zorgzaam de oudere met de jongere kinderen omgaan. Ik leg bij een enkel tweetal uit dat als zij naast elkaar gaan zitten het kleintje het beter kan horen én mee kan kijken naar de plaatjes. Zo af en toe kijk ik hoe het meisje uit groep 5 met de allerjongste leest. Zij kijkt geregeld naar het jongetje, stelt hem op zijn gemak en leest langzaam en duidelijk voor, waarbij zij geregeld naar de plaatjes wijst en kijkt hoe hij reageert. Even later, terug in de klas van groep 5, geef ik haar hardop een groot compliment.

Ik ga met groepjes redactiesommen doen. Ik wijs vier kinderen aan die met hun stift en wisbordje met mij naar een tussenruimte gaan, de gang is al bezet. Daar geef ik hen de instructie dat zij de som, en alleen de som moeten opschrijven die uit de zin die ik voorlees volgt. Die som bespreken wij en dan gaan zij die som oplossen. Deze werkwijze die ik ook de vorige keer toepaste, is moeilijk voor sommige kinderen, die eigenlijk het liefst zo snel mogelijk met de antwoorden willen komen.

De kinderen doen enthousiast mee, waarbij ik twee keer tegen goede hoofdrekenaars stuit op hun niet weten uit te leggen hoe zij aan het goede antwoord dat zij in ene opschreven kwamen. Een volgende keer, neem ik mij voor, vraag ik deze kinderen bij een snel en goed antwoord, dit uit te leggen aan een klasgenoot die de som niet kan. Het valt mij overigens op dat de kinderen heel graag met mij in een groepje mee willen. Maar of dat vanwege het rekenen is, of vanwege even weg zijn uit de klas is maar de vraag. Na het derde groepje is het tijd voor fruit en pauze.

Bij het fruit eten vlak voor de pauze bespreekt meester Klaas de voorstelling en wat de kinderen ervan kunnen verwachten. Ook legt hij nog eens dat samen daar naar toe lopen enige orde en discipline vraagt: je blijft bij elkaar en loopt in de rij.

Na de pauze gaan wij niet meer naar binnen maar lopen direct naar het theaterzaaltje waar de voorstelling is. Dat lopen duurt twintig minuten. (Op de terugweg klaagt een kind dat het zo ver lopen is.) Er zijn twee ouders (moeders) die ook meegaan en de groep begeleiden. Ook van groep 6 zijn er twee ouders die meegaan. Het is wel nog wat koud maar zonnig deze morgen en al gauw doen kinderen hun jas los of uit. Elk kind loopt naast een vast maatje, althans dat is de opdracht. Ik zie meester Klas geregeld kijken of iedereen nog in de rij loopt. Bij het oversteken bij kruispunten is het even spannend of de automobilisten voldoende geduld hebben. De ouders roepen de kinderen op voort te maken bij dit oversteken en er gebeurt niets vervelends.

In het theater blijken er nog vier groepen van twee andere scholen ook aanwezig te zijn. Sommige kinderen herkennen anderen van een andere school en roepen luid naar elkaar. De voorstelling wordt gedaan door twee acteurs, gekleed in korte broek en beelden in kleine sketchjes steeds iets uit wat je niet kunt zien: een monster onder je bed, een boze walvis onder water, de wind, verliefdheid, enz. Datgene wat zij uitbeelden wordt steeds aangegeven door een mevrouw die zij wel horen maar niet zien.

De kinderen reageren geboeid en soms met opgewonden geroep of applaus. Na afloop kunnen de kinderen vragen stellen. Hoe ziet de mevrouw van de stem eruit? Waarom ben jij acteur geworden? Er worden slechts een paar vragen gesteld. De acteurs vragen dan zelf maar wat zij het meest zullen onthouden van deze voorstelling. Enkele kinderen noemen een geluiden die zij hoorden en een spookgezicht waarvan zij schrokken.

Het vertrek van zes schoolklassen uit een theaterzaaltje gaat wonderbaarlijk geordend, zonder veel poeha. Ontspannen maar wel met enig tempo lopen wij terug naar school. Onderweg hoor ik weinig kinderen over de voorstelling praten.


Plaats een reactie