Maandelijks archief: juni 2022

Is China een gevaarlijke draak?

N.a.v.:

Rob de Wijk, De nieuwe Wereldorde, hoe China sluipenderwijs de macht overneemt, Amsterdam 2019;

Frans-Paul van der Putten, De wederopstanding van China, van prooi tot wereldmacht, Amsterdam, 2020

Joanna Chiu, Çhina over grenzen, een nieuwe wereldwanorde, Rotterdam 2021 (oorspr. China Unbound: A New World Disorder, Canada, 2021)

Henk Schulte Nordholt, Is China nog te stoppen? Hoe een virus de wereldorde verandert,Querido, 2021.

Rob de Wijk

Sinds de overwinning van het communistische Volksleger van Mao Zedong op het leger van de nationalisten, de Kuomintang van oorspronkelijk Sun Yat-sen, later onder leiding van Chiang Kai-shek, in 1949 heeft China met veel binnenlands geweld tegen andersdenkenden een gigantische ontwikkeling doorgemaakt. Aanvankelijk in coöperatie met de Sovjet-Unie, later in vrijwel compleet isolement, werd de landbouw en later de industrie ontwikkeld. Gewone Chinezen mits ze gehoorzaamden en hun mond hielden konden sinds de jaren 60-70 hopen op een leven zonder honger en gebrek. Na een periode van stagnatie heeft Deng Xiaoping in de jaren 80 de economische grenzen van China opengezet, zocht aansluiting bij de wereldmarkt en ontwikkelt China zich snel tot een machtige welvarende mogendheid. Bedrijven en onder­nemingen, weliswaar gecontroleerd door de staat en de Communistische Partij, konden zich ontwikkelen, innoveerden hun productieprocessen met moderne technologieën en maakten een immense groei door. Deze economische groei werd mogelijk door een (vanzelfsprekend) grote binnenlandse markt en sterk gegroeide buitenlandse handel en waarbij China er ook in slaagde met veel landen in de wereld, via bilaterale verdragen handelsoverschotten te realiseren die het land geen windeieren legden én een groot overschot aan buitenlandse valuta mogelijk maakte.

De Wijk begint zijn boek met een beschrijving van de internationale rechtsorde en hoe de westerse wereld deze conform haar belangen (vrijhandel en vrede met name) heeft vorm­gegeven na WO II, met inbegrip van de instituties die hierin functioneren, zoals de VN, de Veiligheidsraad, het IMF en de Wereldbank.

De Wijk vertelt ook over de aparte positie van de Sovjet-Unie, het Pact van Warschau en het huidige Rusland. Rusland heeft nooit vrede gehad met de afbrokkeling van de eigen veiligheidszone in Oost-Europa door het opheffen van het Warschaupact. De toetreding van enkele Oost-Europese landen tot de NAVO was steeds een doorn in het oog. De vrijmoedige opstelling van Georgië t.o.v. het westen deed Rusland daar ingrijpen; Georgië heeft nu een Rusland-vriendelijke regering. In 2014 annexeert Rusland de Krim en geeft de op Rusland gerichte separatisten in oost Oekraïne volledige steun. Rusland heeft het neerslaan van de opstand in Belarus in 2019 van meet af aan met woord, daad en wapens gesteund. Reeds in 2017 beschrijft De Wijk helder hoe Poetins Rusland na een decennium van economische groei, steeds meer te maken krijgt met binnenlandse onvrede en dat getracht wordt deze te keren met repressie en met de strijd om De Krim en de Oekraïne. Poetin heeft dit land nooit erkend als zelfstandige staat en zal in 2022 deze dwaling van de geschiedenis proberen te corrigeren. Poetin, als vorst van de orthodoxie, stoort zich aan God noch gebod en tracht zijn Byzantium te herstellen.

De rol van China in de wereldpolitiek is sinds jaren gebaseerd op hun uitgangspunt van non-interventie, je bemoeit je niet met binnenlandse aangelegenheden van andere landen. Natiestaten zijn autonoom en kunnen op basis daarvan samenwerken. Daarnaast beschouwt China enkele kwesties als van levensbelang voor China, kernbelangen, noemt Van Wijk deze. Het gaat op de eerste plaats om territoriale kwesties als de positie van de Tibet, etnische minderheden als de Oeigoeren, Senkaku-eilanden (Japan), Hongkong, Taiwan en het beheer/eigendom van de gehele Zuid-Chinese Zee, die voor veel landen cruciale scheepvaartroutes bevat. Er ligt kortom hier een explosief geheel van kwesties met andere landen waar China geduldig en behoedzaam mee omgaat.

De kernbelangen omvatten daarnaast technologische kennis die China in de jaren 80 veelal niet had. China maakte daarom handelsafspraken waarbij technologie-import onderdeel van de deal was. Intussen heeft China deze achterstand ingehaald en zijn met name bij netwerk- en internettechnologie Chinese bedrijven vooroplopend. Veel kennis is overigens ook via slimme samenwerkingsconstructies met westerse universiteiten en via spionage in China terecht gekomen.

Ook heeft China met een stille aanpak economische kernbelangen veiliggesteld, d.w.z. de zekerheid van de aanvoer van grondstoffen uit de gehele wereld. Via leningen en ontwikkelings­projecten (infrastructuur, mijnbouw, enz.) “helpt” China voornamelijk ontwikkelingslanden (maar ook landen als Griekenland, Italië en Hongarije) en verkrijgt zo in veel landen een poot tussen de deur. De bijbehorende transportroutes worden door China, die voor het eerst serieus werk maakt van de ontwikkeling van een zeemacht, bewaakt. China komt niet, maar is er al, in Afrika, in Latijns-Amerika en in Europa. Alleen de naaste Aziatische buren (Filipijnen, Japan, Thailand, VietNam, India, Indonesië, Myanmar e.a.) zijn zeer voorzichtig in hun benadering van China.

De snel gestegen welvaart ging aanvankelijk gepaard met enorme milieuvervuiling én met de kneveling van elk afwijkend denken en doen. Maar als je je voegt en je pakt het slim aan kun je ook in China erg rijk worden en heb je mogelijkheid, net als oligarchie van Rusland om overal ter wereld grote huizen, jachten en stranden op te kopen. Net als in Rusland is een enorme rijke bovenlaag ontstaan die met kennis, ondernemingslust en veel internationale contacten, binnen de grenzen van het centrale beleid de Chinese bedrijvigheid naar grote hoogten stuwt en zichzelf enorm verrijkt. Om gelijke kansen voor iedereen en een meer gelijke welvaartsverdeling is het communistische China het niet te doen. Van Wijk noemt China ook niet langer ‘communistisch’ maar ‘staatskapitalistisch’. De reisverhalen die Ruben Terlouw voor de VPRO in China maakte hebben niet alleen de enorme economische ontwikkeling laten zien en ook allerlei voorbeelden van hoe China poot aan de grond krijgt in andere werelddelen. Wat ik niet zal vergeten dat in zijn gesprekken met individuele Chinezen geheel sterk naar voren komt dat, hoewel ze bijna met 1,4 miljard zijn, elke Chinees een individu is, met een eigen leven, eigen wensen, eigen dromen, eigen verdriet.

Frans van der Putten

Na Rob van Wijk heeft Frans-Paul van der Putten, net als Van Wijk ook werkzaam bij Clingendael, een boek geschreven over de opkomst van China. Daar waar Van Wijk de aandacht legt bij de systeem-kanten van de wereldpolitiek, met name na WO II, kijkt Van der Putten naar de geschiedenis van de Chinese verhoudingen met het buitenland en hun buitenlandse politiek vanaf midden 19e eeuw.[1]

Van der Putten vertelt in een pakkende stijl hoe het grote China, dat onder de Qing[2] (spreek uit: Tsjing)-dynastie dat eeuwenlang, in relatieve afzondering, van zichzelf dacht het centrum van de menselijke beschaving en de wereld te zijn, in de 19e eeuw wakker geschud werd uit deze droom. De Britten, de imperialistische mogendheid van die tijd, dringen het land binnen met militair geweld en nemen enkele strategisch cruciale havensteden in bezit (w.o. Hongkong) – het Chinese leger was veel te zwak om effectief weerstand te kunnen bieden – om met handelswaar de enorme Chinese markt te veroveren. Vanzelfsprekend moeten deze handelsbases militair beschermd worden tegen andere imperiale machten uit die tijd, zoals Japan en Rusland. Ook België, Frankrijk, Portugal en Nederland waren in die tijd in deze gebieden actief, maar Groot-Brittannië (GB) was de baas op de zeeën. De toenmalige minister van BUZA van GB, Palmerston, gedroeg zich t.o.v. de landen van Zuid- en Oost-Azië als een geen tegenspraak duldende buldog. GB en in hun kielzog Frankrijk, Duitsland, Japan en de VS dwongen bij het zwakke China handelsverdragen af die voor China ongunstig waren, m.b.t. invoerrechten, beheer van de douane en wederkerigheid van de handel. China had deze vernedering maar te slikken en zich te schikken. De macht van het Chinese keizerrijk brokkelde verder af bij verdedigingsoorlogen met Rusland en Japan die het om de beurt op Mantsjoerije en enkele enclaves daaromheen gemunt hadden. Bij deze invasies kwam pijnlijk naar boven dat China niet in staat was buitenlandse agressie het hoofd te bieden en haar honderden miljoen inwoners te beschermen tegen rooftochten, brandschatten, grootscheepse plunderingen en moordpartijen en verkrachtingen. Ook bleven er militaire confrontaties ontstaan met GB, de twee opiumoorlogen en de Boksersopstand. Ook hierin trok China aan het kortste eind. Zo ontstond in kleine intellectuele kringen een sfeer waarin jonge, in het westen opgeleide, talentvolle jongerenideeën en idealen ontwikkelden over een republiek China waarbij geheel China, inclusief Tibet, Macau, Hongkong, Mantsjoerije en Taiwan weer onder welvarend Chinees beheer zou komen. China zou weer een trotse natie van belang worden, zonder knechting door imperialistische mogendheden.

Van der Putten noemt dit verlangen de daadwerkelijke lijn die vanaf eind 19e begin 20ste eeuw de ontwikkelingen in China tot op de dag van vandaag karakteriseert. In feite zijn volgens Van der Putten veel stappen en bijdragen aan de ontwikkeling van China van wingewest tot wereldmacht in deze lijn te begrijpen.

Ik noem de knooppunten in deze lijn hier samengevat.

Daar was het werk van topambtenaar van het keizerrijk Li Hongzhang op het eind van de 19e eeuw die trachtte de macht van GB in China in te perken. Er waren de inspanningen van diplomaat Gu Weijun op internationale vredesconferenties aan het begin van de 20ste eeuw die werk maakte van een volwaardige positie van China in de wereldpolitiek. Het ideologische en samenbindende werk van Sun Yat-sen in de eerste helft van de 20ste eeuw en zijn start van de nationalistische beweging Kuomintang[3] en van zijn opvolger Chiang Kai-shek, resulteerden uiteindelijk in de opheffing van het keizerrijk, de oprichting van de republiek met een goed georganiseerd staand leger. Daarna kwam de bepaald niet zachtzinnige burgeroorlog tussen de legers van de Kuomintang en de communistische partij (CPC) van Mao Zedong en Zhou enLai, de overwinning van de laatst-genoemden in 1949 en de stichting van de Volksrepubliek. Intussen is Japan op het einde van WO II uit Mantsoerije verjaagd. Al in de eerste jaren van de Volksrepubliek is bewust gekozen voor internationale isolement (in de jaren 50 en 60) waarbij de door de staat en partij gecontroleerde landbouw en zware industrie – weliswaar met veel geweld – ontwikkeld werden en er een grote vraag naar grondstoffen ontstond.

In de internationale politiek kwamen de conflicten met de Sovjet Unie en later de hernieuwde contacten met de VS in de jaren 70 en ging China (economische) betrekkingen aan met ontwikkelingslanden in Latijns Amerika, Afrika en Azië en later ook met Europese landen. Als territoriale kwesties deden zich de annexering voor van respectievelijk Tibet, Macau en later ook Hongkong. De claims op een aantal eilanden ten oosten van China, uiteraard de claim op Taiwan en ten slotte ook een claim op de Zuid-Chinese Zee als Chinees grondgebied, bleven daarbij actueel. Deng Xiaoping opende in de jaren 80 de economische grenzen van China en opende zo de binnenlandse markt van China voor westerse ondernemingen, vaak in joint venture-constructies met door de staat (en partij) gecontroleerde Chinese bedrijven. Daarbij waren ook veel infrastructurele investeringen van cruciaal belang bij- havens, vliegvelden, wegen en hogesnelheidstreinen. Zo kwam China’s internationale handel tot bloei en groeide ook de productie van consumptiegoederen voor binnenlandse en buitenlandse markten. Westerse bedrijven startten hun productie in China, o.a. vanwege de grote aantallen goedkope arbeidskrachten die China heeft. Later kent China ook een grote elektronicasector, wel steeds onder volledig Chinese controle.  Een en ander had wel een paar ernstige schaduwkanten, een daarvan was de enorme milieuvervuiling en de smog als gevolg daarvan boven de grote steden.

Zo is een situatie gegroeid waarin China in veel ontwikkelingslanden een machtige factor is geworden in hun economie en handelsrelaties heeft met veel landen en daarbij vaak grote handelsoverschotten verwerft en ook in Europese landen (Hongarije, Griekenland, Italië, Servië) vele grote investeringen doet. Kortom, in de 21ste eeuw is China een politiek- economische wereldmacht geworden met veel buitenlandse investeringen in heel veel landen, ook de westerse.

De vernieuwing van de Zijderoute, op initiatief van Xi Jinping, over land door Azië, overzee en via internet, met de bijbehorende militaire en digitale “veiligheidsmaatregelen”, is de huidige (2022) stap in de ontwikkeling die moet maken dat in 2049 China machtig en welvarend moet zijn. Xi Jinping is ervan overtuigd dat in dat jaar 2049, 100 jaar na de stichting van de Volksrepubliek, de grote heropleving van de Chinese natie gerealiseerd zal zijn, d.w.z. China zal dan een moderne welvarende socialistische democratie zijn die een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren aan een vreedzame, harmonieuze wereld. Xi Jinping verwoordde deze droom in 2012.

Van der Putten heeft een boeiend boek geschreven. Eenmaal begonnen kon ik niet stoppen te lezen. Het leest als een Shakespeareaans koningsdrama. En ofschoon ik vanuit mijn opleiding wel wat wist van de geschiedenis van China is me via dit boek veel duidelijker geworden over hoe gebeurtenissen door de hoofdrolspelers bedacht en in gang gezet zijn en hoe het een en ander is gelopen.

‘De wederopstanding van China’ is de titel van het boek en deze titel suggereert echter meer, veel meer dan het kan waarmaken. Van der Putten schrijft ongeveer 170 jaar geschiedenis van China als een toneelstuk in enkele bedrijven, waarin een twintigtal slimme mannen (vooral generaals, partijleiders, diplomaten) er in slagen met geduld en verstand hun tegenstrevers uit andere landen te weerstaan en uiteindelijk te slim af te zijn. Dit is spannend en dit heeft Van der Putten in een goed verhaal meeslepend beschreven.

Er zijn echter veel meer mensen in China dan de bovenlaag van partijfunctionarissen en het door de staat en partij gecontroleerde management van China’s grote en minder grote bedrijven. Van der Putten beschrijft geschiedenis zoals vroeger gebruikelijk: geschiedenis gaat over de bovenlaag van koningen, generaals en andere belangrijke mannen. Hij beschrijft het China van partijleiders, generaals, diplomaten en andere topfunctionarissen. Deze focus ligt ook voor de hand als je schrijft over de wereldpolitieke verhoudingen. Een geschiedenis van het Chinese volk is het niet. 

De Volksrepubliek China gaat haar eigen weg in de wereldpolitiek en haar leiders-/machthebbers dulden van geen enkel ander land of internationale instantie bemoeienis met hun binnenlandse politiek. De ontwikkeling van China gaat met een draconische aanpak gepaard. Voorbeelden zijn onder meer de massale hongersnood tijdens de landbouw­experimenten van de grote Sprong Voorwaarts (…miljoen honger doden), de onderdrukking van gelovigen (christenen, moslims, boeddhisten), de 100% controle over pers en media, het negeren van basale individuele mensenrechten, de slechte positie van vrouwen waar Jung Chang al eerder over schreef[4],

Het genoemde boek van Jung Chang

de knechting van en pogingen tot simpelweg uitroeiing van etnische minderheden (Tibetanen, Oeigoeren), de massale slachtingen tijdens de culturele revolutie, het neerslaan van de studentenopstand in Peking in 1989, de kneveling van de oppositie in Hongkong. Er wordt gehakt in China en er vallen veel spaanders, maar dan op bijna onvoorstelbaar grote en wrede schaal. Er is berekend dat het regime van de Kuomintang en het daaropvolgende communistische regime in de 20ste eeuw gezamenlijk 45 miljoen doden aan Chinese inwoners op hun conto schreven, waarvan 10 miljoen door de Kuomintang vermoord zijn komen en 35 miljoen aan de communisten toe te rekenen zijn.[5]

Zoals gezegd is dit boek geen geschiedenis van het Chinese volk. Dat is ook niet makkelijk te realiseren daar directe contacten met gewone Chinezen niet eenvoudig zijn te leggen en informatie over hun dagelijks leven vroeger en nu moeilijk te verkrijgen is. Maar het kan wel. In zijn reisseries voor de VPRO-tv heeft Ruben Terlouw gesproken – in het Chinees – met gewone Chinezen en heeft zo -tot nu toe ongeëvenaard – laten zien dat de huidige 1,4 miljard Chinezen evenveel individuen zijn die onderling allemaal net zo verschillen als de bewoners van Nederland. Het is zeer de vraag of die 1,4 miljard Chinezen de ontwikkeling van 1949 tot nu ook ervaren als een wederopstanding van hun land. Ook zij hebben hun dromen, hun zorgen, hun toegenomen welvaart maar worden voorts in alles gecontroleerd. Welvaart gaat in China met harde hand boven vrijheid. Zo lijkt de wederopstanding van China de wederopstanding van nieuwe keizers met een compleet en ultramodern repressieapparaat.

Joanna Chiu

Dit beeld wordt eveneens en ministens zo afschrikwekkend neergezet door de Canadese journalist Joanna Chiu in haar boek China over grenzen. In dit boek onderzoekt Chiu, een Canadese van Chinese afkomst, hoe de Volksrepubliek China haar invloedssfeer op de wereld tracht de vergroten. Voor zover ik al niet geschrokken was van de eerste twee boeken, Chiu voegt daar nog een de nodige schrikbeelden aan toe. Het gaat om twee aspecten die mij met name om aandacht vragen: de naïviteit van allerlei landen, westerse mogendheden, bij het binnenhalen van Chinese investeringen en bedrijven enerzijds en de ongekende repressie- en spionageactiviteiten jegens de Chinese diaspora in allerlei landen waar China economische activiteiten ontwikkeld.

Dat ontwikkelingslanden hun infrastructuur laten ontwikkelen door Chinese bedrijven en aanvankelijk weinig bezwaren zien tegen deze omvangrijke investeringen, snap ik vanuit de gedachte dat als je geen eigen middelen hebt om deze ontwikkelingen te starten je geneigd buitenlandse hulp maar al te graag te accepteren. Ruben Terlouw liet in een reeks reisdocumentaires over Chinezen over de gehele wereld[6] zien dat bijv. een grote spoorbaan in Kenya aangelegd door een Chinees bedrijf, slechts een beperkte betekenis heeft voor Kenya: personeel op de trein is Chinees, de informatiebordjes en aanwijzingen in de trein zijn Chinees, en de betekenis van de spoorbaan is ook voor een niet gering deel voor China en minder voor Kenya, namelijk onderdeel van de nieuwe Chinese handelsverbindingen, de nieuwe zijderoute. De spoorlijn moet een betrouwbare verbinding vormen van een aantal Afrikaanse gebieden met strategische grondstoffen en de Indische oceaan. Kenya zit met een schuld aan China en heeft beperkt profijt van de spoorlijn.

Van westerse landen als Griekenland, Italië, Australië, Canada e.d. mag je verwachten dat zij, al dan niet samen met hun buren of bondgenoten genoeg informatie verzamelen over de bedoelingen en handelswijzen van China en goed nadenken voordat ze met een Chinees (overheids)bedrijf in zee gaan. Italië, haalt echter via staatssecretaris Geraci van de Vijfsterenbeweging, Xi Jinping binnen alsof het Sinterklaas is en maakt grootschalige afspraken over Chinese investeringen in de strategisch gelegen haven van Palermo en geeft ruim aan activiteiten van Huawei en een aantal Confucius instituten in Italië. Journalisten en wetenschappers die zich kritisch uiten over China worden gemaand of kranten en tijd­schriften krijgen het signaal niet meer van deze mensen nog te publiceren zich rustig te houden. Via het (taal)onderwijs op de Confuciusinstituten worden Chinese visies op de wereld verspreid en worden volop niet-vrijwillige contacten onderhouden met Chinezen in Italië.

De meest westerse landen zijn niet goed geïnformeerd over het Chinese beleid en de activiteiten China. Ze zijn ofwel goedgelovig, naïef, en raadplegen geen Chinese bronnen, die wel volop te benaderen zijn. Chiu zegt dat veel westerse functionarissen Chinese informatie niet vertrouwen of als geheimtaal beschouwen. Maar er zijn in alle landen voldoende Chinezen die de taal machtig zijn en behulpzaam kunnen zijn bij het ontsluiten van allerlei bronnen.

Hier ligt bovendien een ander heikel probleem naast. In veel landen wonen veel mensen van Chinese komaf. De Chinese ‘diaspora’ is groot en wereldwijd. In grote landen wonen honderdduizenden Chinezen, in Australië 1,2 miljoen, in Canada 1,8 miljoen, in Frankrijk 600.000, Vietnam 2,5 miljoen, USA 4 miljoen, Italië 350.000, Indonesië 4,3 miljoen, Venezuela 500.000, Brazilië 350.000, enz. enz.[7] Deze Chinese diaspora zijn een bron van wereldwijde onrust in de wereld over China en derhalve voorwerp van uitgebreide niets ontziende repressie. Chiu beschrijft indringend hoe deze praktijk, gedirigeerd vanuit de CP van China als Eenheidsfront-aanpak eruitziet. Het wereldwijde netwerk van agenten van het Eenheidsfront van de CP is zeer effectief in het benaderen en de mond snoeren van kritische Chinezen, en vooral hen die via kranten, tijdschriften en sociale media en niet nalaten hun kritische geluiden over de Chinese praktijken te laten horen. Naast de vele kritiek op het neerslaan van de studentenopstand in 1989, op de kneveling van journalisten en wetenschappers in eigen land, de onderwerping van de democratie in Hong Kong, de felle repressie van de Oeigoeren is dit een internationale praktijk die nauwelijks in de media de aandacht krijgt, maar wel erg verontrustend is. China treedt hiermee ver buiten haar grenzen. Het gebrek aan aandacht hiervoor wordt niet alleen veroorzaakt doordat Chinezen in de diaspora vaak een eigen leefwereld, eigen woonwijken, eigen kranten en clubs behouden en zo voor inheemse landgenoten niet zo makkelijk bereikbaar zijn. Hun relatieve afgeslotenheid zou trouwens niet zelden afgedwongen kunnen zijn door bezoekjes van stille agenten van het Eenheidsfront. Wat daar nog bij komt is dat veel Chinezen in de diaspora vaak met racisme te maken hebben. Zo zijn bijv. veel Chinezen persoonlijk aangesproken op het coronavirus dat bij hen vandaan zou komen. Ook Trump voedde dit racisme. Dit racisme maakt communicatie niet voordehand liggend.

Henk Schulte Nordholt

Schulte Nordholt (SN) ziet in het buitenlandse en binnenlandse beleid van de Chinese Volksrepubliek o.l.v. de CCP van Xi Jiping een welbewuste poging om het Chinese Rijk als wereldmacht te vestigen, als leidende macht die zich ontwikkelt tot een sleutelspeler in het internationale politieke en economische verkeer, in de toegang tot zeewaterwegen en tot cruciale grondstoffen en in digitale innovatie.

Dit streven gaat gepaard met een immense verfijnde repressie van haar eigen bevolking en, via de Verenigd Front-aanpak[8], ook van Chinezen overal ter wereld. Dit streven is erop gericht om de heerschappij van de CCP kost wat kost te handhaven en daarmee de positie en immens rijkdom van honderd families rondom Mao Ze Dong, de ”communistische adel”, te bestendigen. Het beeld dat men in de wereld heeft van China, zo blijkt uit onderzoekingen is de afgelopen twee jaar in ongunstige zin veranderd. Hier heeft de Chinese aanpak en communicatie over de Coronauitbraak veel mee te maken, dit heeft, voor zover nog nodig, nog meer ogen geopend. Ook de meedogenloze repressie van de democratische paraplubeweging Hongkong en de breideling van de pers daar heeft de goede naam van China geen goed gedaan. Daarvóór, sinds ongeveer 2015, werd er al meer en meer bekend over de etnische zuiveringen door China van de Oeigoeren. Wie nu nog denkt dat het wel meevalt, kijkt niet goed.

De westerse landen doen er volgens Schulte Nordholt goed aan hun beeld van China bij te stellen en eendrachtig mensen, technologieën, economieën en vooral ook waarden te beschermen tegen deze kwaadaardige supermacht. SN zegt daarbij dat het belangrijk is onderscheid te maken, anders dan Trump die over het Chinavirus sprak en daarmee veel racistische uitingen opriep, tussen de Chinese bevolking enerzijds en de Chinese leiders en hun regeringsapparaat anderzijds. Dat lijkt me juist.

Ik kan me goed vinden in wat SN aangeeft hoe om te gaan met China. De westerse wereld heeft de afgelopen periode veel invloed en zeggenschap verloren aan China door naïviteit en het niet-opmerken van spionage, infiltratie en bedrog bij internationale afspraken. Het is nu zaak met het oog op de handhaving van onze waarden om de risicovolle banden met China beter in de gaten te houden en waar nodig te stoppen. Een belangrijk aspect hierbij is een tegenwicht bieden aan de wijze waarop China investeringen doet in de infrastructuur van ontwikkelingslanden. Veel landen hebben nog steeds een open-deur-politiek als het om Chinese bijdragen gaat. Maar ook daar gebeurt het steeds vaker dat landen de leningen niet kunnen terugbetalen en heeft China vervolgens een spoorlijn of een haven als onderpand. De wereldgemeenschap moet, net als bij milieu, oorlogen en klimaat haar eigenbelang ruimer gaan zien en met meer zicht op de lange termijn gaan denken en handelen. Korte termijn successen zijn vaak op langere termijn kortzichtig. De Beëlzebub van het westerse, door macht en kapitaal geregeerde wereldsysteem, lijkt te verkiezen boven de draak van de Chinese wereldorde.


[1] Frans-Paul van der Putten, ‘De wederopstanding van China, van prooi tot wereldmacht, Amsterdam, 2020.

[2] Ik gebruik hier dezelfde spelling bij Chinese namen als Van der Putten.

[3] Zowel bij de oprichting van de Kuomintang als van de Communistische Partij van China (CPC)  heeft vanuit de Komintern Henk Sneevliet een belangrijke rol gespeeld bij het opzetten van partijafdelingen, het organiseren van acties en het inrichten van het partijapparaat. De CPC en de Kuomintang hebben jaren innig samengewerkt

[4] Zie onder meer Jung Chang, Drie zwanen van China, Amsterdam 1992; dit boek is zeer de moeite waard en heeft destijds bij mij het Chinese communisme voor het laatste beetje ontluisterd.

[5] De getallen zijn geteld door de Amerikaanse historicus Rudolph Rummel en genoemd in de Huizingalezing van Bram de Swaan, Moord en de staat, Amsterdam 2003, p.12

[6] Ruben Terlouw, De wereld van de Chinezen, VPRO, 2021

[7] Bron: Wikipedia.

[8] Joanna Chiu noemt dit de Eenheidsfront aanpak.

Eerste Liefde

De hele nacht liggen woelen en draaien. Eindelijk was het morgen geworden. Vandaag was de dag. Hij mocht naar school, de grote vakantie was voorbij en de school ging weer beginnen. Kleuterschool. Zijn moeder had al schone kleren voor hem klaar gelegd. Hij schoot ze snel aan en ging de trap af naar de kamer voor het ontbijt. Zijn twee zussen zaten al aan tafel. ‘Te laat, te laat!’ riepen ze in koor naar hem. Hij stak zijn tong uit en nam plaats bij zijn bord. Daar lag ook al een trommel met daarin een boterham en een appel zag hij toen hij het opende. Dat openen was nog niet gemakkelijk, zijn handen konden de trommel niet goed omvatten. Een plastic beker met deksel bleek met melk gevuld. ‘Pindakaas’ riep hij als antwoord op de vragende blik van zijn moeder die zijn boterham maakte.

Hij was nog eerder klaar dan zijn zussen en klokte de laatste slokken melk weg. Hij kon niet langer stil zitten. Hij stormde de trap op om zijn tanden te poetsen. Met moeite kon hij de dop van de tandpasta loskrijgen, deed wat op zijn borstel en poetste zijn tanden.

Toen vijf minuten later ook zijn twee zussen klaar waren om naar school te gaan vertrokken ze met hun drieën; de oudste, Tineke, zou hem bij zijn kleuterklas afleveren. Ook zijn twee zussen bleken wat druk en opgewonden. Dichterbij school zagen ze steeds meer kinderen met rugzakjes naar school lopen. En sommigen kwamen op de fiets. Hier en daar zag hij een vader of moeder die kinderen naar school bracht. Gelukkig vond zijn moeder dat niet nodig.

Ze waren veel te vroeg. De deur was nog dicht. Tineke bracht hem bij de ingang van het kleuter gedeelte, aaide even over zijn bol en zei: Dat gaat zo wel hé? Ik kom je om drie uur weer ophalen. ‘Zitten je veters nog vast en zit je gulp dicht?’  ‘Net mijn moeder’ dacht hij nog toen zij naar een andere ingang liep.

Wat verlegen stond hij daar ineens alleen tegen de muur en keek naar de andere kinderen. Een paar jongens renden heen en weer, hij bleef bij de muur staan, stil. Dan, om de hoek van het gebouw zag hij een meisje aan komen lopen aan de hand van een ouder meisje. Hij keek naar haar en hield zijn adem in. Een rozig en gaaf gezichtje met een klein neusje en grote ogen werd omgeven door halflang sluik licht haar. Hij wist niet dat er ook zulke meisjes waren. Ze had een jurkje aan met blauwe en roze bloemetjes. Zo zien prinsesjes eruit. Hij slikte, zweette een beetje en voelde dat hij bloosde. Hij was blij dat Tineke dit niet meer zag. Zijn benen werden slap. Hij draaide en dreutelde wat heen en weer en keek af en toe tersluiks even naar haar. Aan haar voeten zaten open bruine schoenen met witte sokjes. Ze stond vlak bij hem, er stonden twee kinderen tussen. Zij moest blijkbaar ook naar de kleuterklas, misschien ook wel voor het eerst. Zijn hart klopte in zijn keel. Zouden de kinderen zien dat hij zo bloosde? Hij hoorde haar zachtjes praten tegen een ander meisje. Het oudere meisje met wie ze was, was alweer weg. De deur ging open. Een vriendelijk lachende juf in een geel-rode jurk riep; ‘groep A, dat zijn jullie’, ze wees de kinderen aan die hier allemaal stonden, ‘jullie kunnen naar binnen’.

Langzaam schuifelde hij naar binnen, niet voordringend en ook niet helemaal achteraan, zo onopvallend mogelijk. Zij liep een eindje voor hem. Hij zag dat ze midden in de derde lange rij plaats nam. In een flits besloot hij in de vijfde rij te gaan zitten, op dezelfde hoogte in het midden. Niet naast haar, dat was veel te riskant, maar wel op dezelfde hoogte zodat hij naar haar kon kijken. Er kwam een jongen naast hem zitten. Zijn rossige krullen waren hem buiten ook al opgevallen. ‘Bijt jij nagels?’ vroeg hij. De krullenkop knikte. Hij noemde zijn naam niet en hij ook niet. Niemand deed dat. Toen iedereen zat zei de Juf: ‘Jullie kunnen voorlopig op deze plek blijven zitten. Binnen enkele weken krijg je je vaste plek. Ik noem nu alle namen en je zegt ja als ik je naam noem. Zo weten we direct of iedereen er is. Zo hoorde hij dat zijn buurman-met-de-krullen Klaas heette. Kort erna riep de juf: ‘Thomas van der Dun?’ ‘Ja’ riep hij met een zacht stemmetje, waarbij hij even keek of zij naar hem keek toen hij zijn naam zei. Weer later bleek zij aan de beurt: ‘’Marijke Post? ‘Ja’ klonk achteloos van haar plaats. Ze heet Marijke en ze vindt het gewoon en niets bijzonders haar naam te zeggen.

Na deze start kregen ze als eerste een allemaal een gloednieuw schrift. Ook kregen ze per tweetal een doosje met kleurpotloden. Juf deed voor hoe je een kleurpotlood kon slijpen met de slijper op haar bureau. Juf zei dat iedereen op de eerste bladzijde een bloem kon tekenen in kleuren. Hij begon aan een rood-gele tulp, de kleuren van de jurk van de juf. Klaas begon ook met de groene steel van een narcis, zei hij. Hij was snel klaar, de meeste kinderen waren nog bezig. Bij het wachten zat hij voorzichtig en zo onopvallend mogelijk naar haar te kijken. Haar haar hing over haar naar het schrift gekeerde gezichtje. Plotseling hief ze haar hoofd op en keek ze terug. Naar hem, recht in zijn ogen. Hij was te laat voor het wegdraaien van zijn hoofd en bleef naar haar kijken alsof zijn hoofd was stilgezet. Ze glimlachte voorzichtig terug. Toen dat tot hem doordrong jubelde hij vanbinnen: ze zag hem! Die glimlach was echt. Hij ging rechtop zitten, met het hoofd recht boven zijn bovenlichaam. Hij bloosde, maar genoot. In een flits vroeg hij zich af of Klaas het gemerkt had.

Hij werd uit zijn trance wakker geschud door de nu indringende stem van de juf die hen vroeg er een grote andere bloem bij te maken. Met de energie die hij nu ineens van binnen voelde ging hij aan de slag. De juf liep goedkeurend rond. Tussendoor keek hij weer een enkele keer naar haar.

Net toen hij zijn hoofd van haar weer naar het schrift keerde zag hij dat zij haar hoofd wendde en weer naar hem keek. Ze keek met een onzeker lachje. Hij keek terug. Uit de stilte om hem heen waarin alleen zij bestond, hoorde hij ineens: ‘Thomas, ben je al klaar?’ Betrapt. Hij boog zijn hoofd naar het schrift en keek even hoe Klaas met de opdracht bezig was. Hij kleurde de paardenbloem wat bij en keek snel nog even naar Marijke. Deze keek niet op terwijl zij bezig was.

Bij de pauze rond het middaguur werd Marijke opgehaald door het oudere meisje, zij ging blijkbaar naar huis. Hij bleef over in de klas met nog een enkele kinderen die wat verder van school woonden, net als hij en Klaas. Ze aten hun boterham met melk en praatten wat tegen elkaar. Toen iedereen klaar was mochten ze naar buiten op het speelterrein. Er was een klimrek, een voetbal en er waren kleine racefietsjes met dikke banden om mee te spelen. Naarmate de pauze vorderde keek hij terloops steeds vaker of zij er weer aankwam. Het speelterrein was al bijna vol toen hij haar eindelijk de hoek om zag komen. Hij was klaar met voetballen, had geen zin meer en liep zo onopvallend mogelijk in haar richting. Even stond ze alleen te dralen en hij raapte direct al zijn moed bij elkaar en zei: ‘dag Marijke’. Hij bloosde en lachte tegen haar. ‘Zullen we samen een rondje hardlopen?’. ‘Is goed’ antwoordde zij en rende meteen weg. Haar haren en jurk wapperden. Even overdonderd rende hij achter haar aan. Hij haalde haar niet in. Weer terug bij de hoek stonden ze allebei na te hijgen. ‘Jij kan goed rennen’, zei hij, ‘Jij ook Thomas’ antwoordde ze tussen het hijgen door. Ze wist zijn naam nog.

De middag op school was gevuld met spelen in verschillende hoeken van de klas. Daar stonden een speelkeuken, een hoek met allerlei houten blokken die juf ‘bouwhoek’ noemde, een hoek om met grote vellen papier te schilderen en een hoek met een grote doos met duplo. Alle kinderen waren bezig. Hij was ingedeeld bij het schilderen samen met nog zes andere kinderen. Hij schilderde dezelfde bloemen als vanmorgen, maar dan veel groter en met verf. Hij vond het leuk om te doen. Marijke was in de duplohoek bezig. Ze leek hem niet meer te kennen en was druk bezig. Hij probeerde af en toe haar blik te vangen maar zij keek geen enkele keer in zijn richting. Later bij het opruimen keek ze evenmin. Geen seconde. De schooldag eindigde met twee liedjes die de juf met de klas zong. Elke regel zong zij voor en de klas zong haar na.

Een zoemer kondigde het einde van de schooldag aan. Eindelijk klaar, hij durfde nu openlijk naar haar te kijken. Maar Marijke was in beslag genomen door haar buurvrouw en daar stond het oudere meisje al dat haar ook vanmorgen had gebracht. Zonder ook maar een blik liep ze weg met dat meisje.

Thomas wachtte op Tineke. Klaas liep naar de deur en zei zachtjes in het voorbijgaan tegen hem: ‘Er zeiden een paar jongens dat je een meidengek bent, ze moesten om je lachen.’  Klaas waarschuwde hem voelde hij. Hij schrok en moest denken aan een kort tafereel op het schoolplein in de middagpauze. Daar werd een jongen nageroepen met ‘brillenjood!’. Die jongen was toen overstuur geraakt. De meester die op het plein was had niet ingegrepen.

Hij liep onopvallend maar dicht achter Klaas aan naar de deur waar hij Tineke zag. ‘Hoe ging het?’ vroeg ze toen ze zijn hand pakte. Klaas keek nog even om, dat vond hij prettig. Voor Klaas hoefde hij niet bang te zijn. ‘Wel goed’, antwoordde hij Tineke nonchalant. Van binnen verschenen twee bange beelden: hij wordt nageroepen voor ‘Meidengek!’ en, nog erger, Marijke vond hem niet meer leuk. Maar hij zei verder niets tegen zijn zus. Hij keek wel uit.